vrijdag 11 maart 2016

Boekverslag Marieke van Nimwegen

Marieke van Nimwegen
Algemene informatie
Titel:Marieke van Nimwegen
Auteur: Onbekend
Uitgeverij: -
Uitgegeven: 16e eeuw
Plaats: Amsterdam
Aantal pagina’s: 48
Oorspronkelijke taal: Nederlands
Genre: mirakelspel, toneelstuk
Thema: middeleeuwen, godsdienst

De auteur
De auteur is onbekend. 

Samenvatting
Het knappe weesmeisje Mariken woont bij haar oom – de priester Gijsbrecht – in de buurt van Nijmegen. Ze wordt door hem naar de stad gestuurd, om boodschappen te doen. Op de drukke markt kijkt Mariken haar ogen uit en vergeet de tijd. Het is te laat en te onveilig om nog naar huis te lopen. Bij haar tante in Nijmegen klopt ze aan om te overnachten. Haar tante had echter vlak voor Marikens aankomst ruzie gehad met een paar vrouwen over de arrestatie van hertog Arnold van Gelre door zijn zoon Adolf. Hierdoor is zij buiten zichzelf van woede en Mariken moet het ontgelden. De tante scheldt haar de huid vol en beschuldigt haar ervan een relatie met haar oom te hebben.
Mariken keert gekrenkt en wanhopig terug naar huis. Ze bidt om hulp, waarbij ze zo wanhopig is dat het haar niet uitmaakt of God of de duivel haar komt helpen. De duivel hoort dit en verschijnt aan haar in de vorm van Moenen, compleet met etterende oogbal. Moenen belooft Mariken alle talen en de zeven vrije kunsten te leren, maar niet de necromantie (zwarte magie). Mariken moet dan wel haar naam wijzigen, omdat Moenen zogenaamd in het verleden problemen met ene Maria had. Bovendien mag Mariken geen kruisteken meer maken. Zij verandert haar naam in Emmeken: kleine M. Samen vertrekken ze naar 's-Hertogenbosch, om na een paar dagen door te reizen naar Antwerpen.
In deze grote stad leiden Moenen en Mariken een losbandig bestaan en slepen ze honderden mensen met zich mee in het verderf. Na zeven jaar krijgt Mariken wroeging. Ze keert terug naar Nijmegen, waar een wagenspel (straatheater) haar de ogen opent. In dit spel vraagt Masscheroen, een onderduivel, aan God waarom hij de mensen vergeeft. Mariken krijgt berouw en doet beroep op Gods barmhartigheid. Hierdoor wordt Moenen kwaad. Hij voert Mariken de lucht in en gooit haar van grote hoogte naar beneden. Maar Mariken overleeft de val, doordat haar oom Gijsbrecht tussen de toeschouwers staat en voor haar bidt. Gijsbrecht weet Moenen te verdrijven door het uitspreken van een Bijbelpassage.
Mariken zoekt vergiffenis voor haar zonden en gaat daarom samen met haar oom naar een hoge geestelijke in Nijmegen. Deze durft echter geen absolutie te geven, waarop Gijsbrecht en Mariken naar de bisschop van Keulen en later zelfs naar de paus in Rome reizen. Tijdens de reis probeert Moenen tevergeefs Gijsbrecht en Mariken te doden.
Mariken krijgt van de paus als straf drie ijzeren ringen om haar hals en armen. Deze zullen pas afvallen als haar zondige leven is vergeven. Mariken trekt zich terug in het Witte Vrouwenklooster in Maastricht, waar na jaren van boetedoening de aartsengel Gabriël haar komt verlossen van de ringen. Daarna leeft Mariken nog twee jaar en sterft in vrede omstreeks het jaar 1500. Na haar overlijden worden de drie ringen boven haar graf gehangen.


Twee recensies
Recensie 1 'Ik ben gefascineerd door de vorm’
HANNEKE DE KLERCK

Is Mariken, Peter van Gestels nieuwste kinderboek, een historische roman, een sprookje, een realistische novelle? 'Het is een realistisch werk, maar ook door de illustraties lijkt alles toch betoverd', concludeerde Willem Wilmink onlangs in een toespraak ter gelegenheid van Van Gestels zestigste verjaardag....

0 ANG GELEDEN speelt het verhaal van Mariken, 'lang geleden toen de mensen zich niet vaak wasten'. Wanneer of waar precies vermeldt Peter van Gestel niet, maar dit moeten de Middeleeuwen zijn, begin vijftiende eeuw, de tijd dat die andere Mariken, de Mariken van Nieumeghen, haar ziel aan de duivel verkocht en pas tot inkeer kwam bij het zien van een wagenspel.Een magische tijd. Een tijd waarin toneelspelers werden verward met degenen die ze speelden, een tijd waarin de sprookjesachtige elementen die Van Gestel in zijn boek verwerkt, als vanzelfsprekend passen. Zijn Middeleeuwen zijn misschien niet helemáál historisch verantwoord, maar de sfeer van het verhaal is zo middeleeuws als maar kan.Van Gestel: 'Als je achter een tijd wilt komen, als je gevoel voor een tijd wilt krijgen, moet je vooral lezen wat er in die tijd is geschreven. Dat geeft een beter beeld dan geschiedenisboeken. Ik geloof dat geen enkele historicus eraan ontkomt een beeld te geven van zijn eigen tijd.'Want wat weten we eigenlijk over de Middeleeuwen? Wat we weten gaat vooral over het hoofse leven. En we weten dat ze vaak last hadden van hun buik.'Dit laatste klinkt als een waarheid die zijn Mariken, een jong, wereldvreemd meisje, had kunnen debiteren. Hongerige mensen vangen vaak een dikke priester; ze braden hem op een zacht vuurtje en peuzelen hem op. De duvel is een schobbejak. Alle mensen zijn gek. Middeleeuwers hadden vaak last van hun buik.'Ik heb vooral veel gelezen over het stuk zelf, over Mariken van Nieumeghen, minder over de periode. Je moet erg oppassen met je zwaar te documenteren, want daar moet je je ook weer van losmaken.' Hij zwijgt even. 'Maar het is natuurlijk wenselijk dat ze geen aardappelen eten. Je moet op je qui vive zijn. Een kanonschot bleek discutabel; pas eind vijftiende eeuw hadden ze kanonnen, ik had het zelf iets eerder gedacht. Het is een klaroenstoot geworden.'In die tijd, in de tijd van de klaroenstoten, toen Europeanen nog geen aardappels aten, speelt het verhaal van Mariken. Lang geleden, toen de mensen zich niet vaak wasten, vonden de oude kluizenaar Archibald en zijn geit in hun dichte woud een kleine vondeling op wier jakje in bloed geschreven stond: 'Zorg voor Mariken.'Wanneer Mariken opgroeit, is Archibald de enige mens die ze kent, en zijn lijfboek De mensheid is een klucht de enige tekst waarvan ze kennis neemt, haar bijbel, 'het heerlijkste boek van de wereld', vol met zaken die men dient te weten om het leven te begrijpen.Alles wat Mariken weet, hoort ze van Archibald of leert ze uit zijn boek. Dat een koning, wanneer hij zweren op zijn billen heeft, oorlog gaat voeren om de pijn te vergeten. Dat je de dag begint met het wassen van je voeten en een bordje geitenmelksepap. Dat God op Archibald lijkt. Dat de duvel is geboren uit een wind van God die klonk als een klaroenstoot. Dat de mensen voortkomen uit de verbintenis tussen de duvel en een engel, en daardoor allemaal half duivel, half engel zijn.Mariken, ouder dan de vingers van één hand en jonger dan de vingers van twee handen, weet 'alles en alles', maar als ze het woud verlaat, om voor Archibald een nieuwe geit te kopen nadat de oude is doodgegaan, valt ze van de ene verbazing in de andere, en verbaast ze met haar wonderlijke ideeën iedereen die ze tegenkomt, de duvel niet in de laatste plaats.Van Gestels duvel is een wagenspeler, een vriendelijke jongeman met hoorntjes die nodig geverfd moeten worden, een jongen die in zijn spel zowel Maria als duivel kan zijn. 'Ik wilde geen echte duvel. Die duvel, dat weet ik nu wel, dat is zo'n gladde figuur die meisjes in de billen knijpt, een beetje een elegante prater. Ik was altijd erg geïnteresseerd in het toneelspel, en het idee van Mariken in het bos en zo had ik wel, maar ik kon pas verder met het verhaal toen de duvel een wagenspeler werd.'Een rondreizende toneelspeler die voor Mariken werkelijk de duivel is, want het kind is niet naïef, maar door haar opvoeding wel wereldvreemd en uitgerust met een keur aan zekerheden die buiten haar Waanwoud weinig betekenis hebben.Mariken is zo'n boek waarop 'alle leeftijden' zou kunnen staan, als die kwalificatie niet was voorbehouden aan films. Er staat geen leeftijdsindicatie op. 'Ik ga er meestal van uit dat een boek geschikt is voor kinderen vanaf de leeftijd van de hoofdpersoon, en Mariken is een jaar of negen.'Van Gestel schreef veel boeken voor en over pubers - Lieve Claire (1994) en Nachtogen (1996) waren de boeken die vóór Mariken verschenen. 'Ik heb Mariken nu al op de verkeerde plank zien staan, op de plank voor 13+. Ze zijn er zo aan gewend geraakt dat ik jeugdromans schrijf.'Hij was lange tijd dramaturg voor de NCRV-televisie en debuteerde in 1961 met de verhalenbundel Drempelvrees voor volwassenen. In 1979 verscheen zijn laatste boek voor een volwassen publiek, tegelijk met zijn eerste kinderverhalen. Het kwam, zegt hij, eigenlijk door zijn vrouw. 'Het is begonnen met De Blauw Geruite Kiel in Vrij Nederland. Karel Eykman had me een verhaaltje gevraagd. Mijn vrouw zei: dat kun je nooit. Een beetje daarom deed ik het juist. Ze vond het, geloof ik, ook totaal ongeschikt voor kinderen.'Er is een diepere reden. 'Het is een erg fascinerende vorm om in te schrijven. Het is uitermate moeilijk enigszins vorm aan een verhaal te geven. Je hebt te maken met een ingebouwde beperking, en iedere beperking heeft iets aardigs. Zoals in mijn werk bij de televisie, wanneer een stuk bijvoorbeeld maar vijftig minuten mag duren. En het is natuurlijk ook in categorieën verdeeld, daar ontkom je niet aan. Je kunt in een boekje voor zesjarigen niet plotseling overgaan in een stijl voor kinderen van tien.'Als hij reacties op zijn boeken krijgt, is dat bijna altijd van volwassenen. 'Ik krijg weleens opstellen van kinderen, maar kinderen zijn vaak vaag in hun oordeel. Ze kunnen nog niet zo goed formuleren wat ze aanspreekt en waarom.' En ach, bij het schrijven spelen zijn lezers ook niet zo'n grote rol. 'Het publiek mag nooit de opdrachtgever zijn. Het mag niet zo zijn dat de lezer de inhoud bepaalt.'Hij kent zijn klassieken, houdt ervan te verwijzen. Uit het leven van Ko Kruier (1984) en Ko Kruier en zijn stadsgenoten (1985) verwijzen in hun titels naar de avonturen van Dik Trom; de hoofdstuktitels in Mariken ('Waarin Archibald uit de stad wordt verjaagd en tussen de bloeiende ganzeriken een klein meisje vindt') echoën de introducties boven de hoofdstukken van die grote klassieker Pinocchio.De klassieke kinderboeken zijn eigenlijk altijd ook leesbaar voor volwassenen. 'Van Pinocchio kun je moeilijk zeggen voor welke leeftijd het is. Bij Alice in Wonderland snijdt het mes aan beide kanten, volwassenen en kinderen, hoewel niet aan beide kanten even diep. Voor kinderen is dat boek op het nippertje. Winnie-the-Pooh is een volmaakt kinderboek, maar niet geschikt voor kinderen in de leeftijd van de hoofdpersoon.'Vroeger werd er meer verhalend geschreven en was de grens vager. Erik of het klein insectenboek van Bomans las ik toen ik elf was. Het was niet bedoeld als kinderboek, maar het is gemakkelijk als zodanig te lezen.'Kinderen leven in een soort ontvankelijke wereld, dat trekt mij aan, dat zie je in mijn werk. Het is iets dat ik niet terugvind als ik aan volwassen thema's denk. Ik heb geen zin in die particuliere obsessies in de romans van nu. Soms, als verhalen te realistisch zijn, dan doet het me weinig. Zoals laatst die film die ik zag, uit Taiwan geloof ik. Die ging over allemaal mensen die zich niet gelukkig voelen in deze tijd. Daarvoor hoef ik geen film te bekijken. Dat kun je overal om je heen zien.'Ik ben gefascineerd door de vorm. Alleen: bij kinderboeken is het een rommeltje. Bij boeken voor volwassenen is de splitsing al gemaakt tussen streekromans en literatuur. Bij kinderboeken kunnen de grootste idiotieën liggen naast heel aardige boeken.'Ik denk dat een echt bijzonder kinderboek vaak op de grens is, dat het daarom misschien toch vaak niet zo geschikt is voor kinderen. Het blijft een kunstvorm, en in die zin is het altijd iets van volwassenen. Maar het moet natuurlijk niet absoluut ongeschikt zijn voor kinderen. Dat wordt te gek.'Hanneke de Klerc



Recensie 2 De duivel doolt door Scheveningen
door Mark Ponte, 4 november 2005

Men schrijft dus niet wat voor het schrijven is ontstaan, men schrijft wat door het schrijven wordt bepaald.’ Soms is het alleen al zo’n zin die het lezen van een roman de moeite waard maakt. Zo’n zin overstijgt het boek: een algemene opvatting over wat schrijven is. Een opvatting die ook recensenten, journalisten en andere non-fictieschrijvers tot nadenken zou kunnen zetten over hun ‘schrijverijen’. Willem Brakmans zesendertigste roman Moenens luchtige sprongen bevat veel van dit soort overpeinzingen, zijsprongen, en vooral veel interpretatiemogelijkheden. Een roman die het overpeinzen meer dan waard is.

De naam ‘Moenen’ (‘metter eender ooghe’) komt uit het middeleeuwse verhaal Mariken van Nieumeghen. In ruil voor het leren van de talen en de zeven kunsten verkoopt Mariken haar ziel aan duivel Moenen. Als Mariken (op last van Moenen inmiddels Emmeken geheten) na zeven jaar spijt krijgt van haar zondige leven met de duivel, wordt Moenen zo kwaad dat hij haar meesleept de lucht in en van grote hoogte naar beneden laat vallen.

In Moenens luchtige sprongen worden op een luchtige manier bijbelverhalen in de war geschopt. Moenen met zijn ‘guitenstreken’ onderhoudt een vriendschap met de Woestijnman (in de roman ook wel ‘Heerejee’, ‘Heiland’, ‘Grote Bemiddelaar’, ‘Gekruisigde’ genoemd). Nou ja vriendschap, ze trekken veel met elkaar op. God en duivel zijn als mensen op aarde haast op elkaar aangewezen. Jezus wordt niet door de Duivel op de proef gesteld in de woestijn, maar komt bij hem bedelen om een glaasje water. Moenen is een vreselijke kletskous, hij ratelt maar door, heeft genoeg te vertellen, maar geeft nooit de informatie prijs die van hem gevraagd wordt. Hij komt in een gekkenhuis, hobbelt even later weer kerk in kerk uit en neukt er natuurlijk lustig op los. Zo doolt hij op aarde, of tenminste door Scheveningen en omgeving. En hij komt altijd de ‘Woestijnman’ weer tegen. Zo’n luchtige kwebbelende Moenen met vaak vrolijke duivelse streken is toch andere koek dan uit kwaadheid een jong meisje van grote hoogte naar beneden laten vallen. 

En ja, waar zou een duivel zich nog druk over maken als hij rustig op een bankje kan zitten en zien dat vreemde soldaten zich misdragen en geheim agenten dicht langs de muren sluipen. ‘Dat was mijn ingeving, het ging niet meer om de hel en al haar verschrikkingen en verborgen verrukkingen. Dat had afgedaan, was vergeten, verwaaid, verzonken, uit het oog verloren, teloorgegaan. De hel was nu opgenomen in de normaliteit van het heden, weliswaar nog gluipend, sluipend, loerend en fluisterend, maar ook met luchtige sprongen en fonkelend oog.’. De hel is geen afschrikwekkend voorbeeld meer. Daar leven we, tot ons genoegen, midden in.
En het is allemaal nog erg geestig geschreven ook, de verwisseling van vader en ‘Vader’ bijvoorbeeld: ‘Als Hij thuiskomt roepen wij Hem immer onze dank toe: daar is Onze Vader, gelijk in den Hemel alsook op de aarde, wat hem altijd knap saggerijnig [sic.] maakt.’ En wat te denken van het ‘beloofde strand van Scheveningen’?
Toch moet er ook nog wel een kanttekening worden geplaatst, want waar Moenen met Mariken slechts één keer de lucht inspringt en haar weer op aarde gooit, doet Brakman dat in Moenens luchtige sprongen voortdurend met de lezer. Zo raakte ik in de eerste helft regelmatig de draad kwijt door moeilijk te volgen gedachtesprongen. Veel later in de roman zegt Moenen georiënteerd te zijn in ‘tijd, plaats en personen’. Maar hij springt zo van tijd, plaats en persoon, dat het voor de lezer in eerste instantie lastig oriënteren is: wie vertelt hier nu eigenlijk? De duivel, een verteller, of een oude verwarde man die terugkomt in zijn geboortedorp? Het vereist misschien wat doorzettingsvermogen om zover te komen, maar ongeveer halverwege, na Moenens duivelse preken, krijgt het verhaal steeds meer lijn, en wordt ook het voorgaande veel duidelijker. Gewoon doorlezen dus, want het is de moeite waard. Lees het, herlees het, maak er ook je eigen verhaal van en vergeet vooral ook Mariken van Nieumeghen niet.




Mening

Geen opmerkingen:

Een reactie posten