maandag 25 mei 2015

Boekverslag Monte Carlo

Monte Carlo - Peter Terrin

Algemene informatie

Titel: Monte Carlo
Auteur: Peter Terrin
Uitgeverij: De Bezige Bij
Uitgegeven: 2014
Aantal pagina’s: 176
Oorspronkelijke taal: Nederlands
Genre: Psychologische roman
Thema: Noodlot, Godsdienst, eenzaamheid

De auteur

Peter Terrin is de auteur van Monte Carlo. Peter is een Vlaamse schrijver. Hij schrijft vooral theater, verhalen en romans. 

Peter Terrin zijn eerste verhalenbundel heet De Code. Deze verscheen in 1998. Een aantal jaar later, in 2001, mocht hij de Literatuurprijs voor zijn roman De bewaker in ontvangst nemen. Dit boek bleek zo goed, dat zelfs de Irish Times het boek uitriep tot een van de beste romans van het jaar! Ook in Nederland leverde het hem een nominatie op.

In 2012 publiceerde hij het boek Post Mortem. Dit was hét boek waarmee hij doorbrak. Hij won hiermee de AKO Literatuurprijs en het werd genomineerd door de Halewijnprijs. Monte Carlo is een van zijn recentste boeken. 

Mede dankzij de grote schrijfprijzen die hij won of voor was genomineerd werd zijn werk vertaald.  


Twee recensies

Grommende en glimmende bolides
Recensie door Cilla Geurtsen

Mocht iemand ooit nog een voorbeeld zoeken van het literaire stijlmiddel vertraging, dan kan er gestopt worden met de zoektocht. Maar liefst 30 pagina’s gebruikt Peter Terrin voor de beschrijving van een ongeluk tijdens de Grand Prix van Monaco in 1968. 30 zinderende pagina’s waarin de hitte van het papier afspat. Terrin zoemt op elk detail in. Je hoort, voelt, ziet, ruikt en proeft zelfs bijna de grommende en glimmende bolides die staan te wachten voor de start. Zintuiglijker gaat proza zelden worden en ook door de opmaak van de vaak korte hoofdstukken lijkt het soms zelfs bijna of je met poëzie te maken hebt in plaats van met proza.

Jack Preston, een eenvoudige monteur uit het Engelse stadje Aldstead weet het tot monteur te schoppen bij de formule 1 stal van Lotus. Vlak voor de start van de Grand Prix is er wat gedoe met de reclame die op de auto te zien is en Preston is bezig deze reclame te beplakken. Ondertussen maakt de prins van Monaco zijn entree. ‘De prins glundert. De belangrijkste dag van het jaar verloopt helemaal volgens plan. Met het verplichte diner achter de rug, met de praatjes tot een bevredigend eind gebracht, zoekt hij de hand van zijn Amerikaanse vrouw. Ze is zo elegant als haar ouders met haar naam hebben voorspeld.’
En dan komt de razend populaire actrice Deedee het circuit op lopen. Enkele secondes later slaat de vlam in de pan en Jack Preston beschermt DeeDee met gevaar voor eigen leven. Een actie waarbij hij zelf voor het leven wordt getekend. Eenmaal thuis hoopt Jack Preston op een reactie van de ondertussen wereldberoemde actrice, ze speelt zelfs de rol van Emma Peel in de serie De Wrekers. En waar de bescheiden Jack Preston blijft hopen op erkenning van zijn heldendaad, vermoed je als lezer al snel wat anders. De ruwe werkelijkheid en de misschien zelfs wel psychotische waanbeelden van Preston liggen mijlenver uiteen.
Peter Terrin heeft met Monte Carlo een prachtige roman afgeleverd. De hoop op een nieuw, ander leven van Jack Preston weet Terrin magistraal op papier te vangen. Verder zit Monte Carlo heel ingenieus in elkaar. De voortdurende perspectiefwisselingen zorgen ervoor dat je als lezer meer weet dan de personages. Daarnaast flirt het boek met de realiteit, het ongeluk heeft in het echt nooit plaatsgevonden, maar veel andere elementen uit het boek bevatten wel een kern van waarheid. Het boek doet mij in de verte dan ook wel wat denken aan het werk van Ian McEwan, ook al zo’n meester in het beschrijven van de desillusie.


Het leidende principe
Recensie door Joost de Vries

Eerste zin: ‘Vuur is nog geen vuur.’ Uit een Lotus 49 op de Grand Prix van Monte Carlo lekt een hoogwaardige brandstof, terwijl de mecaniciens nog wat aan de auto sleutelen voor de start. Het is 1968.Op de tribunes zit de prins, blij dat de plichtplegingen voorbij zijn, hopend dat er dit jaar niemand verongelukt, zijn ogen op zoek naar het filmsterretje waarnaar hij verlangt – en met hem alle andere mannen. Deedee. ‘Haar naam gaat over de tongen, verbindt iedereen met iedereen, een tweede circuit.’ Een monteur zit gehurkt naast de lekkende Lotus om een stuk sigarettenreclame af te plakken, omdat die daar blijkbaar verkeerd staat. Een vrouw op de tribunes heeft nog een foto op haar rolletje, en gaat het publiek af, kijkt welk beeld een waardige laatste foto zou zijn.
En dan is daar Deedee. Even denkt de monteur dat ze naar hem kijkt, maar ze kijkt vast naar de prins, op de eretribune achter hem. En precies op het moment dat ze langs hem en de Lotus loopt, ruikt de monteur de brandstof en drukt de fotografe per ongeluk af. Het is het moment dat de nevel van de brandstof vlam vat, dat vuur vuur wordt. In een primaire reactie werpt de monteur zich op Deedee, de ontploffing smijt hen opzij, ‘zijn wang drukt op de hare, hij schreeuwt en zijn schreeuw overstemt de hare’.
Op die eerste veertig bladzijden beschrijft Terrin dit incident, in vijftien hoofdstukjes. Sommige zijn twee alinea’s lang, sommige meerdere pagina’s. Hij beschrijft een tijdsbestek van misschien twee minuten, waarbij hij steeds schakelt tussen de personages, schakelt in intentie – de ene observator is koel, de andere angstig, de derde bevlogen. Het creëert een dwingende dynamiek, je blijft onafgebroken lezen tot het vuur daar is.
De rest van het boek likt Jack Preston, want zo heet de monteur, zijn wonden, figuurlijk en minder figuurlijk. Zijn rug is verbrand, net als de achterkant van zijn hoofd. Hij moet recupereren in een Frans ziekenhuis voordat hij terug mag naar het slaperige Engelse provinciestadje Alstead, waar hij met zijn vrouw woont. Zijn baan als hoofdmonteur raakt hij kwijt, maar dat deert hem niet eens zo. Wat hem raakt is dat hij nooit meer iets hoort van de vrouw wier leven hij heeft gered, Deedee.


En zo heeft Peter Terrin weer een personage geschapen dat met een bloedend hart aan de zijlijn staat. Of nou ja, ‘weer’: Terrin is een schrijver die zichzelf met elke roman opnieuw uitvindt. Zelfs als je al zijn romans niet even geslaagd vindt, moet je toegeven dat ze zonder uitzondering interessant zijn, dat hij steeds een nieuw soort verhaal op een nieuwe manier probeert te vertellen. Zijn grote doorbraakroman De bewaker (2009) was vooral leesbaar als een parabel over veiligheid, angst en autoriteit. Post Mortem (2012), waarmee hij de AKO Literatuurprijs won, was een meta-roman over hoe je het echte leven wel of niet kunt vangen in literatuur. En nu dan Monte Carlo, een roman opgebouwd uit korte hoofdstukjes (veel wit op de bladspiegel), gedreven door een ingehouden verlangen. Want wat deze drie boeken met elkaar gemeen hebben is dat de hoofdpersonen allemaal van buiten naar binnen kijken. De bewaker uit de gelijknamige roman beveiligt een garage en weet dat er in de wereld buiten de garage van alles gebeurt, maar mag daar niet op af. De auteur in Post Mortem weet dat hij als schrijver nooit in het geluk, of het verdriet, van het echte leven kan kruipen. En Jack Preston in Monte Carlo is ervan overtuigd dat Deedee en hij een onlosmakelijke band moeten hebben, hij kan alleen niet bij Deedee komen.
De rest van de roman bestaat uit het verstoorde verlangen van Jack. In zijn lokale kroeg kijkt hij naar een tv-interview met Deedee, en als ze naar de camera zwaait en ‘I love you’ zegt, weet hij zeker dat ze het tegen hem heeft. Anders had ze wel ‘I love you all’ gezegd, toch? Hij bezoekt de set van een film waaraan ze werkt en vraagt naar haar trailer gebracht te worden (ze heeft hem toch vast op de gastenlijst gezet?), maar hij wordt weggestuurd.
Een mindere schrijver had Jack obsessiever laten zijn, agressiever, maar Terrin houdt het impliciet. Waar de parabel in De bewaker redelijk hardhandig was, is die nu veel subtieler. Jack gelooft in zijn speciale band met Deedee, zonder dat die band ook maar ergens bewezen wordt. En daar gaat deze kleine, ingetogen, puntgave roman over: over geloof. Met de geestelijk gehandicapte dorpsjongen heeft Jack het over God. Je weet toch wel dat Hij over ons waakt hè? vraagt Jack hem, en je krijgt het idee dat waar ‘God’ staat net zo goed ‘Deedee’ had kunnen staan. Er is niets wat hem bevestigt, en toch leidt het hem, houdt het Jack overeind terwijl zijn wereld uit elkaar valt.


Mening (Pitch) 

Monte Carlo is het best boek dat je maar kunt lezen. Het is niet alleen prachtig geschreven, maar het leest ook nog eens erg makkelijk. Je leest er zo door heen. Bovendien bevat dit boek korte hoofdstukken, dus het is niet erg langdradig. Erg fijn! De thema’s die aan bot komen spreken een groot publiek aan, dus het is geen saai literair boek dat je bent gewend, dit is anders, alsof je zelf een avontuur beleefd: meeslepend. Al met al is het een meesterwerk!

Tijdens het lezen van het boek Monte Carlo was de verleiding om naar Monaco te vliegen. Het verhaal is inhoudelijk uitstekend, het is een zeer meeslepend verhaal. Het gaat over een automonteur, vlak voor een belangrijke wedstrijd gebeurt er iets fataals, maar om dat te weten te komen moet je het boek lezen!
De thema’s van het boek zijn: Hoop, dromen, misverstand, eerherkenning, onbedankte held en godsdienst (Preston gelooft in een God die een soortige evenwicht op aarde behoud.)

Wat ook duidelijk naar voren komt is dat je je net te ver laat meevoeren in de eigen belevingswereld. Peter Terrin verteld het verhaal door gebruik te maken van metaforische zinnen. Als je eenmaal begint te lezen, krijg je de neiging om niet meer te stoppen en het boek in een keer uit te lezen. 

Juist vanwege de thema's die Blanche noemde, zoals hoop en dromen, sluit dit thema goed aan bij de leeftijdscategorie van 12 jaar en ouder. Misschien is 12 nog net iets te jong, maar vanaf een jaar of 14 is het zeker goed te begrijpen. Hoop en dromen zijn namelijk voor iedereen belangrijk, het maakt niet uit hoe oud uit je bent. Voor jongeren om dromen te ontwikkelen en voor volwassenen om verder te blijven dromen.


Verder is het boek alles behalve saai om te lezen, niet langdradig, er zit spanning in, makkelijk taalgebruik, goed te volgen, het stond op het punt om de Librisprijs te winnen (wat het helaas niet heeft gewonnen, maar dat maakt het niet minder goed), het is niet oud en al helemaal niet dik; vooral als je weet dat er ook veel wit tussen de regels op de pagina’s staat. Volgens mij zijn dat genoeg redenen om dit boek wél te lezen. En zodra je denkt: nee, stom boek, hartstikke levenloos. Dan heb je het mis, want het is totaal niet slaapverwekkend of truttig. En aangezien wij het einde niet verklapt hebben, maakt dat het juist nog leuker! Lezen dus!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten