maandag 25 mei 2015

Boekverslag Is dit een mens

Is dit een mens - Primo Levi

Algemene informatie


Titel: Is dit een mens 
Auteur: Primo Levi
Uitgeverij: Maarten Muntinga BV, Amsterdam
Uitgegeven: 1958 (eerste Nederlandse druk: 1987)
Aantal pagina’s: 254
Oorspronkelijke taal: Italiaans
Oorspronkelijke titel: Se questo è un uomo
Vertaald naar Nederlands:Frida De Matteis-Vogels
Genre: Autobiografische roman
Thema: Tweede Wereldoorlog, de dood, geheimen

De auteur

Primo Levi heeft het boek Is dit een mens geschreven. Hij was een Joods-Italiaanse schrijver en schreef vooral korte verhalen, gedichten en romans. Bovendien was hij scheikundige en ook een overlevende van de Holocaust.

Levi is als scheikundige afgestudeerd aan de Universiteit van Turijn (1941). Niet veel later, op 21 februari 1944 om precies te zijn, werd hij gedeporteerd naar het kamp Monowice (een van de concentratiekampen van Auschwitz). Primo Levi was een van de enige die de uitroeiing had overleefd. 

Na de bevrijding besloot hij terug te keren naar Italië. Daar diende hij even als een industrieel chemicus aan de SIVA chemische fabriek in Turijn, maar hij begon al snel met schrijven. Hij schreef vooral over zijn ervaringen in het kamp Monowice. In “is dit een mens” beschrijft hij het kamp en hoe mensen onder verschrikkelijke omstandigheden moesten overleven. Het draait voortdurend maar om één vraag: is dit een mens (vandaar ook de titel). Het is dus ook een autobiografische roman.

Primo Levi schreef nog een aantal andere boeken, waaronder “het respijt”. Op 67-jarige leeftijd stierf hij, maar de manier waarop is onduidelijk (de een zegt dat het een zelfmoord is en andere denken dat hij van de trap is gevallen).

Gebruikte bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Primo_Levi

Twee recensies

Is dit een mens van Primo Levi
Recensie door Ellen IJzerman

Ik ben van ‘na de oorlog’ maar niet van heel ver daarna: 1960. Mijn vader heeft in Rotterdam de oorlog meegemaakt, mijn moeder in Groningen. Zelf hebben ze er nooit veel over verteld, maar natuurlijk ben ik wel opgegroeid met de beelden en de verhalen van ‘de oorlog’. Dat was onvermijdelijk, zeker als je opgroeit in Rotterdam. Primo Levi's beroemde boek Is dit een mens, dat hij geschreven heeft vlak nadat hij als een van de weinige overlevenden Auschwitz had verlaten, had ik nog niet eerder gelezen. Ter gelegenheid van de 22ste druk, die vorige maand bij J.M. Meulenhoff is verschenen, heb ik het boek dan eindelijk gelezen.

Het werd een vreemde ervaring. Ondanks alles wat ik over de oorlog en met name over de concentratiekampen gelezen en gezien heb, ondanks de geschiedenislessen op school, de jaarlijkse dodenherdenking en alle aandacht die dat elk jaar weer krijgt in de media, ondanks dat alles, kwam wat Levi in dit boek vertelde op mij over als een surrealistische vertelling. Het was alsof ik een dystopische roman aan het lezen was. Ik moest mezelf er telkens weer aan herinneren dat dit niet de fantasie van een schrijver was, maar dat dit echt gebeurd is: het Lager heeft bestaan. Die afschuwelijke, onvoorstelbare, ontmenselijkte wereld heeft bestaan.

Het is donker en het sneeuwt; het is niet eenvoudig om overeind te blijven, en nog moeilijker om in de pas en in het gelid te blijven lopen; zo nu en dan struikelt er iemand voor ons en rolt in de zwarte modder, en dan moet je oppassen om niet op hem te trappen en om weer op je plaats in de rij te komen.

Er is geen ruimte voor medemenselijkheid; je helpt een vlak voor je gevallen mens niet overeind; je past alleen op dat je niet op hem trapt. Het meest beangstigende van deze passage, is dat je die handelwijze bijna begrijpt tegen de tijd dat je het leest. De man kan niet anders en zelf zou je het ook niet anders doen. Hoe hopeloos het leven in het Lager is, wordt nergens duidelijker beschreven dan op het moment waarop Levi vertelt dat er al die tijd in het kamp twee regels, geschreven door een vriend van hem, door zijn hoofd heen speelden:

‘....tot het op een dag
geen zin meer zal hebben te zeggen: tot morgen.’

‘Zo is het hier. Weet je, lezer, hoe je ‘nooit’ zegt in het kampjargon? “Morgen früh”.’

Aan het eind van het boek zijn diverse voorwoorden van Levi bij andere edities en andere boeken opgenomen. In het voorwoord en het besluit van De verlorenen en de geredden (1986) vertelt hij over SS-ers die hun gevangenen vertellen dat, hoe de oorlog ook zal aflopen, niemand zal geloven dat dit bestaan heeft. Ook al zouden er overlevenden zijn die het vertellen, niemand zal hen geloven. Ook al worden er overblijfselen van kampen gevonden, niemand zal het geloven. Ze hebben bijna gelijk gekregen, want het is werkelijk en letterlijk onvoorstelbaar wat daar heeft plaatsgevonden. Maar het is gebeurd en mag nooit meer gebeuren. Daarom moet dit boek gelezen worden; niet alleen nu, maar telkens weer.



Ook slechte kampgetuigenissen lovend onthaald
Recensie door Gie van den Berghe

RECENSIE In 'Is dit een mens' beschreef Primo Levi wie wel en niet overleefde in Auschwitz. Wie alle bevelen opvolgde en zich tot zijn rantsoen beperkte, kwam binnen de kortste keren van honger om. Hoofdweg voor overleving was een plaatsje bij de Prominenz, in kampjargon de gevangenen die profiteerden van de door de SS gedelegeerde macht. Het kamp-plebs moest het geheel op eigen krachten halen.

Als voorbeeld van een overlever beschreef Levi onder anderen de jonge Henri, een ,,bij uitstek beschaafd en bewust levend mens, die een complete, organische theorie heeft ontwikkeld over hoe je in het Lager kunt overleven''. ,,Hij is pas tweeëntwintig, buitengewoon intelligent, spreekt Frans, Duits, Engels en Russisch en heeft een voortreffelijke wetenschappelijke en klassieke opleiding gehad. Zijn broer is afgelopen winter in de Buna gestorven (de IG-Farbenfabriek in Auschwitz-III of Buna-Monowitz red.) en vanaf dat ogenblik heeft Henri alle gevoelsbanden verbroken; hij heeft zich in zichzelf opgesloten als in een pantser en vecht voor zijn leven zonder zich door iets te laten afleiden.''
Soms had Levi het gevoel dat er een band met Henri groeide, iets menselijks, maar lang duurde dat nooit, Henri ging altijd ,,weer op in zijn jacht en zijn strijd; hard en afstandelijk, opgesloten in zijn pantser, de vijand van alle mensen, onmenselijk sluw en ondoorgrondelijk als de slang uit Genesis''. Levi wist dat Henri het gehaald had, hij zou er veel voor gegeven hebben 'om zijn leven als vrij mens te kennen' maar wou 'hem niet terugzien'.
Enkele jaren geleden herkende Paul Steinberg zich in Henri. Hij geeft toe dat een paar details in Levi's typering niet kloppen; hij was geen tweeëntwintig maar amper achttien, hij had geen brede literaire en wetenschappelijke ontwikkeling. Maar hij was, zoals Levi schreef, destijds baardloos, sprak vier talen, had bevoorrechte contacten en konkelde om in de gunst te staan van machtige gevangenen.
Er is wel meer dat niet klopt. Steinbergs broer kwam niet in Auschwitz om, maar zat veilig en wel in Engeland. Geen probleem voor Steinberg: 'Mijn broer, tijdens de winter van 1943-1944 in het kamp gestorven: Philippe'. Philippe Hagenauer was géén broer maar een medegevangene waarmee Steinberg vriendschap sloot.
Levi beschreef hoe Henri de Engelse krijgsgevangenen, die voeding en sigaretten op overschot hadden, inpalmde door medelijden op te wekken. Henri verwierf het monopolie op de handel in goederen van Engelse herkomst. Steinberg heeft het alleen terloops over de krijgsgevangenen en zwijgt over deze voor Levi's Henri zo belangrijke overlevingsmethode.
Levi heeft het goed gezien, schrijft Steinberg, ,,waarschijnlijk was hij dat door het overlevingsidee benevelde wezen (...) opgesloten in zijn pantser'' inspelend op 'het medeleven van de machtigen', 'een eenzame strijder, koud en berekenend'. Maar er waren, zegt hij, verzachtende omstandigheden die Levi's vonnis misschien hadden kunnen ombuigen.
Steinbergs boek werd in elf talen vertaald en bijna overal lovend onthaald. Merkwaardig toch hoe bij de beoordeling van kampgetuigenissen het kritisch vermogen wordt uitgeschakeld. Literair en historisch gezien is 'De bokswedstrijd' een middelmatig egodocument. Alles werd eerder en beter door andere overlevenden verhaald. Het boek staat vol overbodige details, is te expliciet en heeft weinig diepgang. Steinberg kaart filosofische en morele kwesties aan die hem boven de pet gaan. Het is een slordig boekje, met nogal wat onjuistheden.
Bijvoorbeeld: Volgens Steinberg maakt 'geen enkel geschrift melding van dromen in Auschwitz'. Dromen was te kostbaar, verspilling van levensenergie. Maar nogal wat Auschwitzoverlevenden hebben over hun dromen bericht. Sommigen hadden seksuele, 'freudiaanse' dromen, anderen droomden van vervolging, verschrikking en dood.
Wat meer is, in het door Steinberg herlezen 'Is dit een mens' heeft Primo Levi het op indringende wijze over een repetitieve Auschwitzdroom: Zijn zuster en vrienden zijn er, hij vertelt over het kamp, de honger, de luizencontrole, de mishandelingen. Hij geniet mateloos van het terug-thuis-zijn. Maar dan blijkt dat zijn verhaal hen compleet onverschillig laat. Ze praten met en door elkaar over andere dingen, alsof hij er niet is. Zijn ,,zuster kijkt hem aan, staat op en gaat zonder iets te zeggen weg''. Ook hier heeft Steinberg Levi niet goed gelezen.



Zelfgemaakte sonnet - "Kippenvel"

Kippenvel op mijn huid
Wanneer ik denk aan die tijd
Die tijd van wanhoop
Van leed, van smart

Een klein briesje
Terwijl ik zit
In de tuin, in de zon
En af en toe een wolk 

Maar telkens weer
Telkens bij die wolk
Dan kom jij terug
Onophoudelijk, mijn hele leven lang
Die gedachte, die herinnering
Kippenvel

Drie toepasselijke gedichten

Ik hou mijn kop omhoog
door Marian van Zwienen 

Ik hou mijn kop omhoog
Mijn schouders recht en mooi
Hou mijn beiden ogen droog
En mijn gezichtje in de plooi

Niemand die van mij dan weet
Wat ik denk en wat ik voel
Situaties die ik zoal meed
Dat zijn er best een heleboel

Ik hou mijn adem vast
En niemand die het ziet
Ondanks deze zware last
Vind ik een weg in mijn verdriet

Ik hou mijn kop omhoog
Maak een grapje af en toe
Hou mijn beiden ogen droog
Iets dat ik eigenlijk altijd doe

Niemand die van mij dan weet
Wat mijn gedachten zoal zijn
Confrontaties die ik veel al meed
Hoe ik omga met de pijn

Ik hou mijn kop omhoog
En mijn schouders mooi en recht
Hou mijn beiden ogen droog
Zodat niemand weet van mijn gevecht

Van binnen ben ik best wel kwaad
Maar steek m’n kop steeds in het zand
Doordat ik hier niet over praat
Lijkt er meestal weinig aan de hand

Ik hou mijn schouders recht en mooi
Me voor de buitenwereld sterk
Mijn gezichtje in de plooi
Alles samen best veel werk

Men vraagt hoe het met me gaat
Meestal zeg ik het gaat best
Zodat er weinig wordt gepraat
En niemand weet heeft van de rest

Ik hou mijn kop omhoog
Mijn schouders mooi en recht
Mijn beiden ogen droog
Dit is eigenlijk niet echt

Maar wat is dan een goed idee
De hele dag maar treurig zijn
Dat is water dragen naar de zee
En dat is toch voor níémand fijn

Ik hou mijn kop omhoog
En zeg het gaat wel best
Van binnen hou ik het niet droog
Want daar heb ik te dealen met de rest!

Bron: http://www.leesgedichten.nl/levens-gedicht/ik-hou-mijn-kop-omhoog-14642/

Toelichting 
Dit boek past bij “Is dit een mens”. De kern van dit gedichtje gaat over sterk zijn, over overleven, over menselijke emoties. Daarom vond ik dit toepasselijk en heb ik het gekozen. In “Is dit een mens” wordt de overlevingsdrang sterk naar voren gehaald. Er wordt beschreven over dat de mensen, de gevangenen, sterk moesten blijven en dat het allemaal om een ding draaiden: blijf leven. 

“Ik hou mijn kop omhoog”. Dat is de titel van dit korte gedicht. Dat kenmerkt zich, in mijn ogen, voor moed, sterk zijn en gewoon gaan. Dit symboliseert strijdkracht en strijdkracht is een woord, wat in beide werk goed past. 



Innerlijke pijn
door Tine de Jong

Mij is nooit geleerd
hoe ik moet overleven
van wat ik vroeger heb meegemaakt
Als ik er aan denk
voel ik weer de pijn
en moet ik weer overgeven


Mij is geleerd
dat ik moest zwijgen
van hetgeen mij was aangedaan
in mijn zo jeugdige leven
Weet soms nu nog niet
hoe ik er mee om moet gaan


Mij is geleerd
wie zoet is die ontvangt
maar wat ik heb ontvangen
geeft mij soms nog veel pijn
Zelfs in het heden
blijft het om mij heen hangen
Dat verleden en mijn innerlijke pijn

Bron: http://www.leesgedichten.nl/verdriet-gedicht/innerlijke-pijn-8246/

Toelichting
Innerlijke pijn. Precies een goede omschrijving van mensen uit de holocaust. Nu zijn het oude mensen, met een stralend gezicht en een warme glimlach. Mensen waarvan je denkt dat ze niet zo veel pijn kennen, maar toch daadwerkelijk het pijnlijkste hebben meegemaakt. Dat is precies waarom dit gedicht zo’n “magnetische” connectie heeft met “is dit een mens”. 

In het boek verteld Primo Levi over zijn ervaringen in de Holocaust, hij kijkt terug op z’n leven. Terug op een afschuwelijke periode van verdriet, narigheid en leed. Hij draagt nog altijd die innerlijke pijn met zich mee. Vandaar dit gedicht.


Verdronken vlinder
Door Catherine Boone

Drijven op een zee van verdriet
Zwarte vlek, geen golven en wind
Droom over mens met gelukkig leven
terwijl ik verstrengeld zit tussen de algen.

Hier had ik niet op gerekend dat 
mijn vleugels besmeurd zijn met olie
Er is geen stuk landje in de verte of van 
dichtbij te bespeuren, probeer te overleven.

Het hart klopt laatste herinneringen
die een voor allen in rook zullen opgaan
Heel breekbaar en broos om mij te openen
Met veel moeite kan ik mijn eigen slagen tellen.

Noodkreet van een eenzame vlinder
in de hoop dat ooit iemand het zal horen
Laatste restantje liefde stroomt via de aders
Bevrijd mij, vooraleer ik voorgoed zal verdrinken.

Bron: http://www.leesgedichten.nl/verdriet-gedicht/verdronken-vlinder-13414/

Toelichting
Persoonlijk vind ik dit een erg mooi gedichtje. Als ik dit lees, lijkt het alsof je aan het verdrinken bent in je eigen verleden, je eigen strijd en je jezelf “kwijt” bent. Daarom vind ik dit zo geschikt voor “is dit een mens”.

In het boek probeert hij zijn frustraties over de holocaust te “uiten”, maar gedurende het lezen merk je dat die frustraties nooit weg zullen gaan. Ze zullen altijd bij hem in het krijt staan en hij zal zijn hele leven ermee moeten leven. Vooral de eerste alinea sloot goed aan. Dat kun je goed vergelijken met de tijd die hij in het kamp heeft gezeten. 


Mening

De tweede wereldoorlog is enorm belangrijke gebeurtenis die we absoluut niet mogen vergeten. Een tijd die zich kenmerkt door horror. Geen wonder dat daar al zo veel boeken en films over zijn gemaakt. Het heeft een hele invloed gehad op de maatschappij, en ik denk nu nog steeds.

Dat is een van de redenen waarom ik besloot om dit boek te gaan lezen. Ik vind het altijd erg fascinerend om naar mensen te luisteren die de Holocaust hebben meegemaakt en daarom wilde ik dit gaan lezen. Iemand die zijn gedachten op papier heeft gezet. 

Bovendien hou ik van afwisseling en vond ik het wel een leuk om een keer een autobiografische roman te gaan lezen. Meestal zit er wel een beetje fantasie in boeken gemixt, maar over de Tweede Wereldoorlog valt niet te fantaseren. Dat was gewoon de keiharde realiteit. 


Je kunt, als je lui bent, natuurlijk ook een film gaan kijken, maar ik denk dat als je dit boek leest dat je dan nog meer geëmotioneerd raakt, omdat Primo Levi zijn belevingen goed weet te vertalen naar letters en zinnen. Je raakt ontroerd en dat is erg knap als je dat met je boek kunt bereiken. 

Boekverslag Monte Carlo

Monte Carlo - Peter Terrin

Algemene informatie

Titel: Monte Carlo
Auteur: Peter Terrin
Uitgeverij: De Bezige Bij
Uitgegeven: 2014
Aantal pagina’s: 176
Oorspronkelijke taal: Nederlands
Genre: Psychologische roman
Thema: Noodlot, Godsdienst, eenzaamheid

De auteur

Peter Terrin is de auteur van Monte Carlo. Peter is een Vlaamse schrijver. Hij schrijft vooral theater, verhalen en romans. 

Peter Terrin zijn eerste verhalenbundel heet De Code. Deze verscheen in 1998. Een aantal jaar later, in 2001, mocht hij de Literatuurprijs voor zijn roman De bewaker in ontvangst nemen. Dit boek bleek zo goed, dat zelfs de Irish Times het boek uitriep tot een van de beste romans van het jaar! Ook in Nederland leverde het hem een nominatie op.

In 2012 publiceerde hij het boek Post Mortem. Dit was hét boek waarmee hij doorbrak. Hij won hiermee de AKO Literatuurprijs en het werd genomineerd door de Halewijnprijs. Monte Carlo is een van zijn recentste boeken. 

Mede dankzij de grote schrijfprijzen die hij won of voor was genomineerd werd zijn werk vertaald.  


Twee recensies

Grommende en glimmende bolides
Recensie door Cilla Geurtsen

Mocht iemand ooit nog een voorbeeld zoeken van het literaire stijlmiddel vertraging, dan kan er gestopt worden met de zoektocht. Maar liefst 30 pagina’s gebruikt Peter Terrin voor de beschrijving van een ongeluk tijdens de Grand Prix van Monaco in 1968. 30 zinderende pagina’s waarin de hitte van het papier afspat. Terrin zoemt op elk detail in. Je hoort, voelt, ziet, ruikt en proeft zelfs bijna de grommende en glimmende bolides die staan te wachten voor de start. Zintuiglijker gaat proza zelden worden en ook door de opmaak van de vaak korte hoofdstukken lijkt het soms zelfs bijna of je met poëzie te maken hebt in plaats van met proza.

Jack Preston, een eenvoudige monteur uit het Engelse stadje Aldstead weet het tot monteur te schoppen bij de formule 1 stal van Lotus. Vlak voor de start van de Grand Prix is er wat gedoe met de reclame die op de auto te zien is en Preston is bezig deze reclame te beplakken. Ondertussen maakt de prins van Monaco zijn entree. ‘De prins glundert. De belangrijkste dag van het jaar verloopt helemaal volgens plan. Met het verplichte diner achter de rug, met de praatjes tot een bevredigend eind gebracht, zoekt hij de hand van zijn Amerikaanse vrouw. Ze is zo elegant als haar ouders met haar naam hebben voorspeld.’
En dan komt de razend populaire actrice Deedee het circuit op lopen. Enkele secondes later slaat de vlam in de pan en Jack Preston beschermt DeeDee met gevaar voor eigen leven. Een actie waarbij hij zelf voor het leven wordt getekend. Eenmaal thuis hoopt Jack Preston op een reactie van de ondertussen wereldberoemde actrice, ze speelt zelfs de rol van Emma Peel in de serie De Wrekers. En waar de bescheiden Jack Preston blijft hopen op erkenning van zijn heldendaad, vermoed je als lezer al snel wat anders. De ruwe werkelijkheid en de misschien zelfs wel psychotische waanbeelden van Preston liggen mijlenver uiteen.
Peter Terrin heeft met Monte Carlo een prachtige roman afgeleverd. De hoop op een nieuw, ander leven van Jack Preston weet Terrin magistraal op papier te vangen. Verder zit Monte Carlo heel ingenieus in elkaar. De voortdurende perspectiefwisselingen zorgen ervoor dat je als lezer meer weet dan de personages. Daarnaast flirt het boek met de realiteit, het ongeluk heeft in het echt nooit plaatsgevonden, maar veel andere elementen uit het boek bevatten wel een kern van waarheid. Het boek doet mij in de verte dan ook wel wat denken aan het werk van Ian McEwan, ook al zo’n meester in het beschrijven van de desillusie.


Het leidende principe
Recensie door Joost de Vries

Eerste zin: ‘Vuur is nog geen vuur.’ Uit een Lotus 49 op de Grand Prix van Monte Carlo lekt een hoogwaardige brandstof, terwijl de mecaniciens nog wat aan de auto sleutelen voor de start. Het is 1968.Op de tribunes zit de prins, blij dat de plichtplegingen voorbij zijn, hopend dat er dit jaar niemand verongelukt, zijn ogen op zoek naar het filmsterretje waarnaar hij verlangt – en met hem alle andere mannen. Deedee. ‘Haar naam gaat over de tongen, verbindt iedereen met iedereen, een tweede circuit.’ Een monteur zit gehurkt naast de lekkende Lotus om een stuk sigarettenreclame af te plakken, omdat die daar blijkbaar verkeerd staat. Een vrouw op de tribunes heeft nog een foto op haar rolletje, en gaat het publiek af, kijkt welk beeld een waardige laatste foto zou zijn.
En dan is daar Deedee. Even denkt de monteur dat ze naar hem kijkt, maar ze kijkt vast naar de prins, op de eretribune achter hem. En precies op het moment dat ze langs hem en de Lotus loopt, ruikt de monteur de brandstof en drukt de fotografe per ongeluk af. Het is het moment dat de nevel van de brandstof vlam vat, dat vuur vuur wordt. In een primaire reactie werpt de monteur zich op Deedee, de ontploffing smijt hen opzij, ‘zijn wang drukt op de hare, hij schreeuwt en zijn schreeuw overstemt de hare’.
Op die eerste veertig bladzijden beschrijft Terrin dit incident, in vijftien hoofdstukjes. Sommige zijn twee alinea’s lang, sommige meerdere pagina’s. Hij beschrijft een tijdsbestek van misschien twee minuten, waarbij hij steeds schakelt tussen de personages, schakelt in intentie – de ene observator is koel, de andere angstig, de derde bevlogen. Het creëert een dwingende dynamiek, je blijft onafgebroken lezen tot het vuur daar is.
De rest van het boek likt Jack Preston, want zo heet de monteur, zijn wonden, figuurlijk en minder figuurlijk. Zijn rug is verbrand, net als de achterkant van zijn hoofd. Hij moet recupereren in een Frans ziekenhuis voordat hij terug mag naar het slaperige Engelse provinciestadje Alstead, waar hij met zijn vrouw woont. Zijn baan als hoofdmonteur raakt hij kwijt, maar dat deert hem niet eens zo. Wat hem raakt is dat hij nooit meer iets hoort van de vrouw wier leven hij heeft gered, Deedee.


En zo heeft Peter Terrin weer een personage geschapen dat met een bloedend hart aan de zijlijn staat. Of nou ja, ‘weer’: Terrin is een schrijver die zichzelf met elke roman opnieuw uitvindt. Zelfs als je al zijn romans niet even geslaagd vindt, moet je toegeven dat ze zonder uitzondering interessant zijn, dat hij steeds een nieuw soort verhaal op een nieuwe manier probeert te vertellen. Zijn grote doorbraakroman De bewaker (2009) was vooral leesbaar als een parabel over veiligheid, angst en autoriteit. Post Mortem (2012), waarmee hij de AKO Literatuurprijs won, was een meta-roman over hoe je het echte leven wel of niet kunt vangen in literatuur. En nu dan Monte Carlo, een roman opgebouwd uit korte hoofdstukjes (veel wit op de bladspiegel), gedreven door een ingehouden verlangen. Want wat deze drie boeken met elkaar gemeen hebben is dat de hoofdpersonen allemaal van buiten naar binnen kijken. De bewaker uit de gelijknamige roman beveiligt een garage en weet dat er in de wereld buiten de garage van alles gebeurt, maar mag daar niet op af. De auteur in Post Mortem weet dat hij als schrijver nooit in het geluk, of het verdriet, van het echte leven kan kruipen. En Jack Preston in Monte Carlo is ervan overtuigd dat Deedee en hij een onlosmakelijke band moeten hebben, hij kan alleen niet bij Deedee komen.
De rest van de roman bestaat uit het verstoorde verlangen van Jack. In zijn lokale kroeg kijkt hij naar een tv-interview met Deedee, en als ze naar de camera zwaait en ‘I love you’ zegt, weet hij zeker dat ze het tegen hem heeft. Anders had ze wel ‘I love you all’ gezegd, toch? Hij bezoekt de set van een film waaraan ze werkt en vraagt naar haar trailer gebracht te worden (ze heeft hem toch vast op de gastenlijst gezet?), maar hij wordt weggestuurd.
Een mindere schrijver had Jack obsessiever laten zijn, agressiever, maar Terrin houdt het impliciet. Waar de parabel in De bewaker redelijk hardhandig was, is die nu veel subtieler. Jack gelooft in zijn speciale band met Deedee, zonder dat die band ook maar ergens bewezen wordt. En daar gaat deze kleine, ingetogen, puntgave roman over: over geloof. Met de geestelijk gehandicapte dorpsjongen heeft Jack het over God. Je weet toch wel dat Hij over ons waakt hè? vraagt Jack hem, en je krijgt het idee dat waar ‘God’ staat net zo goed ‘Deedee’ had kunnen staan. Er is niets wat hem bevestigt, en toch leidt het hem, houdt het Jack overeind terwijl zijn wereld uit elkaar valt.


Mening (Pitch) 

Monte Carlo is het best boek dat je maar kunt lezen. Het is niet alleen prachtig geschreven, maar het leest ook nog eens erg makkelijk. Je leest er zo door heen. Bovendien bevat dit boek korte hoofdstukken, dus het is niet erg langdradig. Erg fijn! De thema’s die aan bot komen spreken een groot publiek aan, dus het is geen saai literair boek dat je bent gewend, dit is anders, alsof je zelf een avontuur beleefd: meeslepend. Al met al is het een meesterwerk!

Tijdens het lezen van het boek Monte Carlo was de verleiding om naar Monaco te vliegen. Het verhaal is inhoudelijk uitstekend, het is een zeer meeslepend verhaal. Het gaat over een automonteur, vlak voor een belangrijke wedstrijd gebeurt er iets fataals, maar om dat te weten te komen moet je het boek lezen!
De thema’s van het boek zijn: Hoop, dromen, misverstand, eerherkenning, onbedankte held en godsdienst (Preston gelooft in een God die een soortige evenwicht op aarde behoud.)

Wat ook duidelijk naar voren komt is dat je je net te ver laat meevoeren in de eigen belevingswereld. Peter Terrin verteld het verhaal door gebruik te maken van metaforische zinnen. Als je eenmaal begint te lezen, krijg je de neiging om niet meer te stoppen en het boek in een keer uit te lezen. 

Juist vanwege de thema's die Blanche noemde, zoals hoop en dromen, sluit dit thema goed aan bij de leeftijdscategorie van 12 jaar en ouder. Misschien is 12 nog net iets te jong, maar vanaf een jaar of 14 is het zeker goed te begrijpen. Hoop en dromen zijn namelijk voor iedereen belangrijk, het maakt niet uit hoe oud uit je bent. Voor jongeren om dromen te ontwikkelen en voor volwassenen om verder te blijven dromen.


Verder is het boek alles behalve saai om te lezen, niet langdradig, er zit spanning in, makkelijk taalgebruik, goed te volgen, het stond op het punt om de Librisprijs te winnen (wat het helaas niet heeft gewonnen, maar dat maakt het niet minder goed), het is niet oud en al helemaal niet dik; vooral als je weet dat er ook veel wit tussen de regels op de pagina’s staat. Volgens mij zijn dat genoeg redenen om dit boek wél te lezen. En zodra je denkt: nee, stom boek, hartstikke levenloos. Dan heb je het mis, want het is totaal niet slaapverwekkend of truttig. En aangezien wij het einde niet verklapt hebben, maakt dat het juist nog leuker! Lezen dus!

Boekverslag Ik kom terug

Ik kom terug - Adriaan van Dis

Algemene informatie


Titel: Ik kom terug
Auteur: Adriaan van Dis
Uitgeverij: Uitgeverij Atlas Contact
Uitgegeven: 2014
Aantal pagina’s: 288
Oorspronkelijke taal: Nederlands
Genre: Psychologische roman
Thema: Tweede Wereldoorlog, de dood, geheimen
Prijzen: Winnaar Libris Literatuur Prijs 2015

De auteur

De schrijver van dit boek is Adriaan van Dis. Adriaan is een Nederlandse auteur, televisiepresentator (je zou hem kunnen kennen van onder andere De Wereld Draait Door, van Dis in Indonesië en van Dis in Afrika) en journalist. 

Adriaan van Dis publiceerde, ook al tijdens zijn studie, bij NRC Handelsblad. Later werd hij hier redacteur van. Pas in 1983 werd Adriaan “echt” ontdekt. Hij schreef Nathan Sid, wat zelfs zorgde voor een Ezelsoor! (Een ezelsoor is een prijs voor het allerbeste verkochte literaire boek). Sindsdien zijn er al diverse andere werken van hem gepubliceerd. 

Rond de jaren negentig schreef hij vooral over reisliteratuur. Daarbij moet je denken aan boeken als “Het beloofde land” en “In Afrika”. Sindsdien groeide zijn succes met het jaar. 

Aan het einde van 2014 publiceerde hij zijn kersverse boek “Ik kom terug”, een erg succesvol boek, want hij heeft er de Libris Literatuur Prijs 2015 mee gewonnen. Dit is trouwens niet de eerste keer. Eerder werd hij al bekroond met de Gouden Uil in 1995, ontving de Trouw Publieksprijs, won de AKO-prijs en de Aristeion-prijs. Het is dus niet zo gek dat zijn werk in vele talen is vertaald.


Twee recensies

Een leven mooi verwoord
Recensie door Mandy Kraakman

De moeder van Adriaan van Dis, Marie, loopt tegen de honderd en woont in een rusthuis. Ze loopt steeds moeilijker en heeft een vleesboom in haar maag, die ze altijd bedekt met een kussen. Haar aftakeling gaat gepaard met het verval van haar woning. Een oude vrouw in een oude woning. Ze wil niet meer. Doorleven klinkt haar als een doodvonnis in de oren. Toch houdt ze vol. Ze wil haar verhalen nog kwijt: ‘Een dode moet licht reizen’. Ze is er nu klaar voor om na jaren zwijgen haar lange geschiedenis te vertellen: over Indië, de oorlogen die ze heeft meegemaakt en de grote verliezen die ze heeft geleden. Maar dit alles op haar manier en in haar eigen tempo.
Adriaan van Dis, die tot dan toe weinig contact met zijn moeder had, komt vanuit Parijs terug naar Nederland. Hij begint haar te bezoeken. Eerst één keer per week,  maar al gauw nemen de bezoekjes in aantal toe. Ook zijn telefoon gaat regelmatig over: zijn moeder die zich weer wat herinnert, een boodschappenlijstje voor hem heeft, of die hem opnieuw vraagt of hij geen pil voor haar kan regelen waardoor het allemaal gauw afgelopen kan zijn. Wanneer zijn moeder verder achteruit gaat, besluit Van Dis in te trekken in een gastenkamer van het rusthuis. In die tijd ziet hij haar elke dag. Samen aan het ontbijt, samen de krant lezen. En alles wat ze vertelt wordt door hem nauwkeurig opgeschreven.
Ik kom terug is een autobiografisch getinte roman. De grote lijnen komen overeen met de gebeurtenissen in het leven van Adriaans moeder en zijn familie, maar hoeveel precies waar is van wat Marie vertelt, weet je niet. Adriaan zelf weet ook niet hoeveel hij moet geloven van de verhalen van zijn moeder. Dat is ook niet belangrijk. In het boek gaat het om hun verhouding. Uit het verhaal komt een pijnlijke zoektocht naar boven van een zoon die, nog steeds, op zoek is naar de waardering en liefde van zijn moeder. Haar ervaringen en belevenissen hebben haar hard gemaakt. Ze schrikt terug voor een aanraking en wil het niet over persoonlijke gebeurtenissen hebben. Al helemaal niet over haar tijd in het Jappenkamp. Maar nu haar einde voelbaar dichterbij komt, begint ze te praten. Duidelijk wordt dat ze geen warme moeder voor Adriaan is geweest.
Toch komen er ook verhalen boven waaruit duidelijk wordt dat ze wel een leuke vrouw kon zijn. Met behulp van zijn psychologe (her)ontdekt Adriaan van Dis de leuke kanten van zijn moeder en de grappige verhalen die ermee gepaard gaan. Ondanks het zware onderwerp, is Ik kom terug vanaf het begin humoristisch. Adriaan van Dis schrijft alles op: telefoongesprekken, brieven en de monologen die zijn moeder houdt. Losse herinneringen. Fragmenten uit een bewogen leven. De voorgeschiedenis van de verhalen die ze vertelt is nog onbekend, maar wordt duidelijker naarmate het boek vordert.
Adriaan van Dis debuteerde in 1983 met Nathan Sid, waarvoor hij in 1984 het Gouden Ezelsoor ontving. In dit boek komen zijn familie en zijn Indische jeugd ook aan bod. Het is duidelijk dat zijn hele familie getekend is door de oorlog. Zijn vader, getraumatiseerd door de oorlog, slaat Adriaan regelmatig. Zijn moeder kijkt op deze momenten de andere kant op. In zijn andere boeken krijgt zijn vader vaak een grote rol toebedeeld, maar in dit boek is de hoofdrol weggelegd voor Marie.
Ook al vormt de familiegeschiedenis vaak de basis voor zijn boeken, toch vraagt Adriaan van Dis zich in het boek meerdere malen af of hij er goed aan doet om alles op te schrijven. ‘Waarom gunde ik haar niet haar geheimen?’ Hij wil doorvragen, gevoelige onderwerpen aansnijden, maar hij wil haar ook niet kwetsen. Samen stellen ze een contract op: hij zijn verhaal en zij een pil.
Het is een heel mooi boek geworden. Bij vlagen ontroerend, humoristisch, soms zelfs een beetje plat en dan weer hoogdravend. Terwijl je door het leven van de moeder bladert, begin je de hardheid en afstandelijkheid steeds beter te begrijpen doordat duidelijk wordt waar ze vandaan komt en wat ze heeft doorgemaakt. Het ene moment voel je sympathie voor deze vrouw en het andere moment snap je compleet de frustratie van haar zoon. Een leven mooi verwoord.



Soms was het een oprecht slecht mens
Recensie door Coen Peppelenbos

‘Jij een verhaal, ik een pil.’ Dat is de deal die wordt gesloten tussen Adriaan van Dis en zijn moeder. Van Dis wil de verhalen weten over vroeger: hoe zij was als meisje, wat er precies gebeurde in Nederlands-Indië en hij wil ook doorgronden waarom zij wegliep als zijn vader hem strafte. Bovendien wil hij weten wat er in die afgesloten kist zit die al vanaf zijn jeugd herbergt wat verborgen moet blijven. En zij wil gewoon dood.

Ik kom terug is een van de ‘moederboeken’ die de afgelopen tijd is verschenen. In het oeuvre van Van Dis is het – meer dan Nathan Sid, Indische duinen en Familieziek, de meer gefictionaliseerde autobiografische boeken – het eerste boek dat louter om de moeder draait en bovendien wordt het boek meer dan ooit als (auto)biografie gepresenteerd. ‘Eerlijk zijn,’ staat er in hoofdstuk 5 tot zes maal toe. ‘Eerlijk zijn. Nu.’
Dat de moeder, opgegroeid tussen de boeren aan de grens met België trouwt met een Indonesische man is al een schok voor iedereen. In Nederlands-Indië krijgt ze te maken met een merkwaardige vorm van racisme: als gemengd duo horen ze niet echt bij de blanke Nederlanders, maar de Indonesiërs zelf houden ook afstand. De Japanse bezetting zet een streep door alles. Zij wordt met haar dochters opgesloten in een Jappenkamp, haar man blijkt na de bezetting te zijn vermoord. Ze begint een nieuwe relatie met een man die de verschrikkingen van de oorlog ook heeft ondervonden en die net als haar eerste man Just heet. Hij wordt de vader van Adriaan.
In de eerder genoemde werken van Van Dis draait het vaak om de geïsoleerde positie die de naar Van Dis gemodelleerde hoofdfiguur innam in het gebroken gezin dat in Nederland was gerepatrieerd. De zoon die Nederlands-Indië niet meegemaakt had en als koekoeksjong tussen de anderen stond zonder dat hij in staat was om echt te doorgronden wat de anderen hadden meegemaakt. Je maakt deel uit van de familie en tegelijk ook niet.
Het probleem dat ik met Ik kom terug heb, is dat de verteller nog steeds vanuit een verongelijkte positie reageert en dan ook nog in heel lelijke taal: ‘De wanhoop uit mijn jongensjaren kwam terug.’ ‘Op mijn negentiende verliet ik het ouderlijk huis en likte de wonden van de moederliefde.’ Op die zin volgt: ‘Sindsdien hield ik afstand, als ik iets van haar had geleerd was het dat wel.’ Zo wordt de moeder door de schrijver continu geportretteerd, geframed zou je tegenwoordig moeten zeggen: als een koude, afstandelijke vrouw en daarmee zit de verteller nadrukkelijk tussen het verhaal van de moeder en de lezer, want je wordt gedwongen om in die interpretatie van de verongelijkte zoon mee te gaan. Wat citaten op een rijtje:
Haar stem klonk vertrouwd, maar die toon? Zonder enige emotie. Toch schreef ik alles op. Net zo kil.
Ook haar hardheid raakte me – wat een overlever was het toch. Maar al bij de eerste aanraking trok ze haar handen terug onder tafel.
Mijn moeder werd onmogelijk.
Onze woede hield me in z’n greep. Woede is ook liefde, tastbaar in de nacht.
Ik dacht dat ik het allemaal achter me had gelaten, maar ik ben nog steeds een aanhankelijke zoon op zoek naar een liefhebbende moeder.
Ik kromp tot knecht. Maar mijn hand verlangde naar een zweep.
Ja, soms was het een oprecht slecht mens.
Pas op het einde van haar leven en het boek wordt de moeder wat scheutiger met verhalen over haar verleden. In een brief van een Duitse arts – een huisvriend en wellicht een minnaar van de moeder, die ziek en uitgemergeld is teruggekeerd van de Birma-spoorlijn waar hij als chirurg in een hospitaal de wreedheid van de Japanners meemaakte – krijg je even een glimp van de onnoembare hardheid van haar verleden. Van Dis komt ‘s nacht niet in slaap en denkt terug aan zijn jeugd en aan het oorlogstrauma van zijn vader.
En ik maar stompen en trappen en schreeuwen. Wou weten en nu ik wist, wist ik niet wat het met me deed. […] Ik vocht mijn eigen oorlog. Altijd al. Kwartiertje in de ochtend, kwartiertje in de middag en ‘s nachts om drie uur een kwartiertje. Als miljoenen wakker liggen. Alleen.
Ik kom terug is geen moederboek. Het is opnieuw het boek van een zoon die niet is opgewassen tegen het verleden van zijn ouders. Die onmachtig blijft, omdat zijn eigen sores in de schaduw blijft staan van het leed van de anderen. Dat is de blik waarmee je dit boek leest. Het echte moederboek moet hij nog schrijven, maar dan moet hij zichzelf uit dat verhaal schrappen.


Mening

Een prachtig boek, makkelijk leesbaar en ontzettend mooi. Dat is meestal wat je zegt als je een boek leuk vond en aan iemand wilt gaan aansporen tot lezen. Maar ik vind dat dit boek chiquere woorden verdiend dan prachtig, makkelijk en mooi. Het heeft namelijk niet voor niets de Libris Literatuur Prijs 2015 gewonnen. Dé prijs. Dat zegt toch echt al genoeg in mijn ogen. 

Persoonlijk vind ik het wel een diepgaand boek. Het gaat over het constante gevecht dat de schrijver heeft met de geheimen van zijn moeder. Ik ben van mening dat de verhaallijn in het boek goed past in onze samenleving, maar ook die van vroeger. Er zullen vast een aantal bluffende zinnen in zitten, maar dat doet iedere schrijver en dat is ook leuk. Dat zorgt voor meer diepgang. 

Bovendien is Ik kom terug een verhaal met veel facetten. De emoties die daarbij worden beschreven zijn serieus, maar worden soms op een hilarische wijze beschreven. Het is knap hoe hij zich zo kwetsbaar kan opstellen, want kwetsbaarheid begint bij moed om jezelf te laten zien. 


Kortom: lezen!