maandag 2 februari 2015

Boekverslagen: De kleine Johannes & Reize door het Aapenland


De opdracht


 

Deze opdracht bestond uit twee boekverslagen en je vertaalproject:

“T505; 6e en 7e boek leeslijst; vertaling uit vertaalwedstrijd; eigen recensie per boek, per boek twee recensies uit serieuze bladen; zakelijke gegevens over het boek en over de auteur; een door jou goedgekeurde samenvatting.”

Dit heb ik, na overleg met u, samen gemaakt met Eva Metz en Aimée van Zelm.

Boekverslagen


De kleine Johannes – Frederik van Eeden

 

Algemene informatie

Titel:                           De kleine Johannes

Auteur:                       Frederik van Eeden

Uitgeverij                    Querido, Amsterdam

Uitgegeven:                            1887

Aantal pagina's:           160

Oorspronkelijke taal:  Nederlands

Genre:                        Sprookje

Thema:                       Fantasie & Werkelijkheid

ISBN nummer:             9789079133024

 

De auteur

Frederik van Eeden is de schrijver van ons gekozen boek, De kleine Johannes. Eeden was naast Nederlandse schrijver ook nog eens een psychiater.Hij is het bekendst geworden door zijn romans De kleine Johannes en Van de koele meren des doods.

 

Hij is geboren op 3 april 1860 in Haarlem. In 1932 op 16 juni overleed hij in Bussum.

Frederik van Eeden groeide op in een gezin waar kunst en wetenschap erg belangrijk was. In 1878 is hij medicijnen gaan studeren en in 1886 lukte het hem om huisarts te worden in Bussum, dit is hij niet lang geweest want al snel besloot hij zich te specialiseren in psychotherapie.

 

Eeden heeft vele vrouwen gehad. Met zijn tweede vrouw Martha kreeg hij twee zonen.


Titelverklaring

De titel heeft te maken met de hoofdpersoon uit dit boek; Johannes. Hij is nog een kleine jongen en wij denken dat het gewoon het benoemen was van de hoofdpersoon, een kleine jongen → De kleine Johannes.


Korte samenvatting

Dit verhaal gaat over een kleine jongen genaamd Johannes., die zeer fantasierijk is. Tijdens allerlei avonturen ontwikkeld Johannes zichzelf tot een volwassene. Dit gebeurt in stappen: Windekind, Robinneta, Wistik, Pluizer & God.

 

Samenvatting van internet

De kleine Johannes heeft erg veel fantasie en hij kan goed overweg met zijn hond, Presto en zijn kat, Simon. Hij droomt ervan om naar de grot te vliegen, die door de wolken gevormd is. Als hij op een zomeravond in een bootje op het meer drijft, verschijnt er een libelle. Deze verandert in Windekind, die hem meevoert op een wonderlijke reis. Windekind vertelt hem dat de zon haar vader is. Ze gaan eerst naar de krekelschool, waar Johannes leert dat de mens een groot, nutteloos en schadelijk dier is en dat het zeer laag staat, omdat die niet kan vliegen of springen. Daarna gaan ze naar een weldadigheidsfeest in een konijnenhol, dat gehouden wordt ter ere van alle dieren die zijn omgekomen door de komst van mensen met honden. Op dit feest ontmoet Johannes de elfenkoning Oberon. Deze geeft hem een gouden sleuteltje, dat op een gouden kistje vol met kostbaarheden moet passen. Hij kan alleen niet zeggen waar dit kistje is.

 

De volgende dag krijgt Johannes straf op school. Hij had namelijk de leraar verbeterd, toen deze zei dat de zon vrouwelijk is. Die avond kan hij Windekind dus niet weer ontmoeten. Pas op vrijdagavond gaan ze weer samen op pad. Windekind vertelt hem allerlei verhalen over de dieren, die overeenkomsten met mensen vertonen. Zo hekelt hij de Oorlogsmieren in de godsdienstoorlogen. Johannes vindt dat de mieren dom zijn, maar Windekind zegt dat de mensen juist naar de mieren toekomen om wijzer te worden. Daarna gaan ze naar een zendingsfeest.

 

Johannes wil niet meer bij de mensen wonen en wanneer Windekind hem over de kabouters vertelt, wil hij deze leren kennen. Als hij de kabouter Wistik ontmoet, vraagt hij of de waarheid te vinden is. Die staat niet in het elfenboekje en ook niet in het kabouterboekje. Windekind heeft Johannes verlaten en deze gaat op zoek naar het kistje. Hij vindt wel een bijbel, maar die moet hij niet hebben. In de lente ontmoet hij Robinetta, die een roodborstje op haar schouder heeft. Johannes is verliefd op haar, maar vindt daarmee nog niet het geluk. Wistik zegt hem dat hij aan het roodborstje moet vragen waar hij het geluk kan vinden. Deze tjilpt: “Hier niet! Hier niet!”. Robinetta wil hem ook helpen en zij laat hem de bijbel zien. Daar heeft Johannes niets aan en hij zegt dat hij geen eerbied voor God heeft. Nu mag Robinetta van haar vader niet meer met hem omgaan.

 

Nu is hij na Windekind ook Robinetta kwijt. Pluizer vindt hem in een droevige stemming. Johannes vindt hem een beetje eng, ook al omdat hij minachtend over Wistik spreekt. Hij treedt hardhandig op, wanneer Johannes over Windekind praat. Hij neemt hem mee naar Dr. Cijfer en de sombere achterbuurten van de stad. Vervolgens gaan ze naar het kerkhof, naar Hein de Dood, waar Johannes ziet wat er van de mens verwordt. Hij ziet ook zijn eigen dode lichaam. Johannes verandert zijn gedachten en hij overwint de macht van Pluizer, wanneer deze de doodsoorzaak van Johannes’ vader wil onderzoeken door zijn lichaam open te snijden. Hein knikt naar Johannes als hij ziet dat deze de wil van Pluizer kon weerstaan. Windekind komt terug, maar past niet meer in de wereld van de volwassen geworden Johannes. Hij voert Johannes mee en wijst hem op het Grote Licht. Dan ontmoet hij een mens (de Ongenoemde) die hem op het donkere oosten wijst, waar de mensheid met haar weedom is. Johannes moet kiezen tussen Windekind en de Ongenoemde: hij wendt zich van Windekind af en gaat met de ernstige mens mee.

 

Internet recensie (2x)

 

NBD|Biblion recensie


De bekende Tachtiger (1860-1932) schildert hier het geestelijk groeiproces van een kind, de kleine Johannes. De ontwikkeling van jongen tot man wordt in vier stadia weergeven: de tijd van de fantasie (Windekind), de periode van vragen stellen (Wistik), de periode van onderzoek (Pluizer) en het stadium waarin het goddelijke wordt gezocht. In subtiele bewoordingen worden de mens en zijn godsdienst bekritiseerd. Johannes beleeft het conflict tussen gevoel en materialisme en ondergaat de strijd tussen schoonheidsbeleving en goedheid. Het gevoel overwint, de schoonheid wordt erkend en in goedheid wordt geleefd. Dit klank- en kleurrijke natuursprookje boeit een grote lezerskring vanaf 13 a 14 jaar. Aan deze uitgave is een relevant gedeelte toegevoegd uit 'Tweespalt', de Van Eeden-biografie van Jan Fontijn. Heruitgave in een reeks goedkope maar zeer verzorgde gebonden uitgaven op pocketformaat van binnen- en buitenlandse literaire klassieken. Normale druk, vrij krappe marge.

 

(Biblion recensie, Redactie)


 

Boekenliefde


“De kleine Johannes is een uniek hoogtepunt in de Nederlandse literatuur. Vertaald in tientallen talen, onderwerp van talloze studies en boekverslagen van scholieren heeft het zichzelf bewezen als een klassiek werk dat met het verstrijken van de tijd zijn glans heeft behouden.

 

Deze hertaling heeft de hindernissen die opgeworpen werden door het negentiende-eeuwse taalgebruik opgeheven.

In sprankelende taal worden de ontwikkelingsfasen van de kleine Johannes verbeeld door personages die de natuur, de liefde, het geluk, de kennis, het spirituele en de vluchtigheid van het leven vertegenwoordigen.

 

De herkenbaarheid en de diepte van dit klank- en kleurrijke sprookje is in al haar eenvoud zo schitterend dat het blijft fascineren.”

 


Deze recensie is geschreven door iemand van een forum; hij heeft het boek een 9 van de 10 te behalen punten gegeven.

 

Eigen recensie

 

Als het aan de omslag van het boek had gelegen, dan hadden wij dit boek absoluut niet gekozen. Het waren de mensen in onze omgeving die ons dit boek aanraadde om te gaan lezen. “Daar zul je geen spijt van krijgen” en “Dat is zeker een van de leukere boeken” waren reacties die wij kregen toen we vroegen of het wel een goede, interessante en leuke inhoudt zou hebben.

 

Het boek heeft ons echter niet teleurgesteld. Het verhaal is gebaseerd op fantasie en daar houden we enorm van. De fantasie heeft er voor gezorgd dat wij gedurende het lezen van het boek geïntereseerd en geamuseerd bleven. Het was totaal niet slaapverwekkend of trutterig en er was al helemaal geen sprake van levenloosheid.

 

Om het zo abstract mogelijk te zeggen: het boek straalde energie uit. Niet zozeer de buitenkant, want die was geestdodend, maar dan spreken wij van de inhoud. De eerste titels van boeken die dus ook bij ons omhoog kwamen, waren “Alice in Wonderland” en “Erik of het kleine insectenboek” want dat zijn ook inventieve en vergelijkbare verhalen.

 

Als je dus een krachtig, dynamisch, maar toch een genadig boek wilt lezen, dan zouden wij dit zeker aanbevelen.

 

Actualiteit

 

Dit boek is een belangrijk boek in de Nederlandse literatuur. Dit boek is in vele talen vertaald, zo ook in het modern Nederlands. Omdat het boek in de 19e eeuw geschreven was, is dat nu moeilijk om volledig te begrijpen. Het boek gaat over de ontwikkeling van een jongen tot man. Dat is nog steeds toepasselijk in deze tijd, daarom is dit boek nog steeds belangrijk.

 

De idee

 

De idee is het doel van het boek. Een boek kan met een bepaalde bedoeling zijn geschreven, dat kan zijn om de lezer te amuseren, informeren, maar ook om aan te duiden wat goed en slecht is.

 

De idee van dit boek is de ontwikkeling van een kleine jongen tot een volwassen man. Het doel is om de ontwikkeling van kind tot volwassene duidelijk te maken.

 

Reize door het Aapenland – J Schasz

(Deze staat ook in mijn literatuurgeschiedenis opdracht)

Algemene informatie

Auteur:            Gerrit Paape (pseudoniem  J. Schasz)

Titel:               Reize door het aapenland

Jaar:                1788

Pagina’s:         127

Plaats:             Nijmegen

Thema’s:         18e eeuw, politiek, reizen, maatschappij

Genre:             Reisroman

Uitgever:         Vantilt

 

De auteur

 

De auteur van Reise door het aapenland is Gerrit Paape. Gerrit Paape was een dichter, romanschrijver, rechter, columnist en journalist. Hij was een patriot, trots op zijn vaderland en bereid om daarvoor te dienen. Gerrit schreef vooral over de actualiteit en de politiek, waardoor er al snel een strijd ontstond tussen de patriotten en de orangisten.

 

Gerrit is geboren op 4 februari 1752 in Delft. Hij groeide op in een arme familie. Al snel werd duidelijk dat Gerrit erg goed kon tekenen en omdat zijn familie wel een zakcentje kon gebruiken, leverde zijn vader hem af bij een aardewerkfabriek. Na een aantal jaren werd hij ontslagen en ging hij aan de slag als bediende bij de Kamer van Charitate. Dat was de plaatselijke instelling voor de zorg van de arme mensen. Vanaf 1794 leefde hij in verschillende plaatsen als Antwerpen, Brussel en Duinkerken, waar hij zijn geld bij elkaar  smokkelde als secretaris.

 

In 1795, toen de Bataafse Revolutie was afgelopen, kreeg Gerrit een bestuurlijke rol als president van de Centrale Vergadering. Op een gegeven moment nam de populariteit van de patriotten, waartoe hij behoorde, af. Er ontstonden conflicten tussen het Provinciale Bestuur en het Hof van justitie. Hij nam ontslag, en ging aan de slag met schrijven.

 

Gerrit Paape schreef vooral over zijn politieke overtuiging en om zijn maatschappelijke ambities niet in de weg te zitten, schreef hij onder het pseudoniem J.A. Schasz M.D. Deze bedacht hij zelf en soms “steelde” hij ze van andere schrijvers, wat hij had gedaan met Reize door het Aapenland. Die naam was namelijk een aantal jaar eerder bedacht door Pieter ’t Hoen, een andere patriotse schrijver.

 

Op 7 december 1803 overleed hij.

 

Titelverklaring

De titel van dit boek, “Reize door het aapenland”,  is erg logisch en duidelijk. Het verhaal gaat immer over de hoofdpersoon die eerst naar en vervolgens door het aapenland gaat reizen. Vandaar de titel van het boek.

 

Korte samenvatting

Reize door het aapenland gaat over de hoofdpersoon die zijn naasten laat verdrinken, omdat hij geen keuzes kan maken. Hij besluit te vluchten naar het “aapenland”.

 

Internetrecensie 2x

  • Recensie 1

Wij willen geen aap meer zijn


De 18de-eeuwse ‘Animal Farm’ van Gerrit Paape is nog steeds herkenbaar


Vrijdag 9 maart 2007 door Jan Blokker (+)

 

De bloggers van de late 18de eeuw schreven hun vingers blauw aan schimpscheuten en satire. Niet alles is nog zo herkenbaar als ‘Reize door het Aapenland.’

 

Satire is altijd plaatsgebonden, en heeft altijd een beperkte houdbaarheid. Zelfs als je nog elke dag Petronius, Van den vos Reynaerde, Cervantes, Voltaire of Swift zou lezen, zou je ze niet lezen uit nieuwsgierigheid naar wat ze ooit over de hekel hebben gehaald, want dat is allemaal verzonken, en we weten het intussen wel. Een plaats in de wereldliteratuur is weggelegd voor satirici die aan hun eigen satire zijn ontstegen.

De Delftse plateelschilder Gerrit Paape (1752-1803), die in de jaren tachtig van de 18de eeuw de patriottenpartij omhelsde, lid werd van een Delfts vrijkorps en stukjes begon te schrijven in een patriottisch gezinde plaatselijke krant, zou nooit tot de wereldliteratuur doordringen, en heeft zelfs zelden een handboek voor de Nederlandse letteren gehaald. Zijn houdbaarheid bleek te beperkt.

 

Toen de bijna-burgeroorlog tussen oranjeklanten en patriotten in 1787 was gesmoord door een Pruisisch leger dat de regerende stadhouder te hulp schoot, namen een paar duizend inwoners van de zieltogende Republiek de wijk naar de Zuidelijke Nederlanden en Frankrijk. Paape vestigde zich als politieke vluchteling in Duinkerken. In 1795 – toen de Franse ‘bevrijders’ onder aanvoering van generaal Pichegru de bevroren grote rivieren waren overgestoken – keerde hij terug. Eerst als een soort embedded verslaggever bij de troepen van de Nederlandse patriottengeneraal Daendels, later in allerlei functies die hem waarschijnlijk nooit waren gegund als hij zich in de voorgaande jaren niet als een voorbeeldige ‘Bataaf’ had gedragen.

 

Paape behoorde tot de ruime kring van Hollandse publicisten die tussen 1781 en het eind van de eeuw hun vingers werkelijk blauw hebben geschreven. Ze schreven in kranten of weekbladen die ze voor een deel zelf hadden opgericht, ze gaven afzonderlijke pamfletten of ‘paskwillen’ uit, ze lieten eigen toneelstukjes opvoeren door amateurverenigingen, ze bestreden Engeland, Pruisen en de stadhouder, maar bestreden als het moest ook elkaar.

Ze bleven in negen van de tien gevallen anoniem, of beschermd door een schuilnaam, en dikwijls werkten ze om zo te zeggen dubbel-anoniem, door het onderwerp van hun satire nog eens extra te verhullen in een allegorische vermomming. Maar in hun ijver leken ze wel moderne bloggers.

 

Een beeld van al die half-revolutionaire schrijfdrift rijst op uit de vele monografieën die pas de afgelopen jaren aan hun al half vergeten schotschrijverij zijn gewijd – het verhaal van Pieter ’t Hoen en de Post van den Neder-Rhijn (Teeuwen, 2002) bijvoorbeeld, of de kortstondige geschiedenis van het satirisch weekblad Janus (Van Wissing, 2003), om maar twee recente publicaties te noemen.

 

Kunnen we als lezer uit de vroege 21ste eeuw nog spontaan meegenieten van de al dan niet verborgen schimpscheuten, valsigheden en hekelingen die de tientallen auteurs voor de toenmalige samenleving en voor hun tijdgenoten hadden gereserveerd?

 

Daar heb je het punt van de plaatsgebondenheid en de houdbaarheidsdatum. Actualiteit is de vijand van de eeuwigheid. Een satire op André Rouvoet is voorbij Wuustwezel aan niemand meer besteed, die blijft onherroepelijk lokaal. Om de nuances in een satire op de Wim Kok van vijf jaar geleden te ontdekken, moet je misschien al een paar oude kranten naslaan. Een satire op Willem Drees die in de jaren vijftig van de vorige eeuw misschien hilarisch is geweest, vergt een halve eeuw later een college politicologie. En over bijna elk hekeldicht van Vondel moet je als leek door een literair historicus worden bijgepraat. Dat leest niet erg ontspannen.

 

‘Wil een boek voortleven’, schrijft Gerrit Komrij in zijn voorwoord tot Reize door het Aapenland, ‘dan moet de lezer van nu er nog net genoeg in kunnen herkennen’. Gerrit Paape lijkt me een grensgeval. Hij had een kordate en regelrechte hand van schrijven – dat is voor zijn dagen al heel wat. Zijn taal is niet erg gedateerd. Driekwart van de royale hoeveelheid voetnootverduidelijkingen die Peter Altena in zijn Aapenland-editie aanbracht, had een geoefende lezer van oude teksten kunnen missen. En z’n apenverhaal is op een onmiddellijke manier toegankelijk en amusant – aan omslachtigheden waaronder de meesten van zijn schrijvende tijdgenoten hun lezers gebukt lieten gaan, bezondigde hij zich weinig.

Paape is nog net herkenbaar voor de lezer van nu.

De twee elementen in zijn satirische fabel die in de late 18de eeuw populair waren, namelijk de diersymboliek en het motief van de imaginaire reis, zijn allebei nog lang courante vertelartikelen gebleven. De geschiedenis van het aapdom dat innig verlangt menselijk te worden, doet vanzelf aan Orwells Animal Farm denken; en aan veel hedendaagse sf-romans ligt een stramien van fictieve reizen ten grondslag.

 

Als Paapes ik-figuur zich in z’n woonplaats onhandig in de nesten heeft gewerkt, neemt hij de wijk (zoals patriotten die de stadhoudersrestauratie van 1787 ontvluchtten?) naar een ander land. Als ze daar elke vreemdeling duur laten boeten voor z’n immigratie (dat lijkt, misschien per ongeluk, wel héél actueel!) reist hij door naar het land van de Apen. Daar is hij welkom. Hij is er extra welkom omdat de apen zich dus juist beraden over hun hang naar de mensheid, en hij misschien als adviseur kan dienen. Want hoe moeten ze zich verheffen? Langs de weg van (tijdrovende) emancipatie, of in één klap, dat wil zeggen door hardhandig het enige af te kappen wat ze van de mens onderscheidt, te weten hun staart?

 

Waar het even treurige als bloederige einde precies de verzinnebeelding van wil zijn, blijft voor ons, lezers van twee eeuwen later, in het duister. Het is trouwens heel goed mogelijk dat Paape het zelf ook niet heeft geweten. Reize door het Aapenland is nou eenmaal geen Gulliver’s travels dat als één grote, consistente allegorie werd geconcipieerd en geschreven. Paape was nou eenmaal geen Swift.

 

Paape moest het hebben van ‘deel’-satires. De gesprekken over nut en nadeel van de menswording die zijn hoofdpersoon voert met buur-apen bij wie hij als een Tarzan avant la lettre op visite gaat, zijn bijna zonder uitzondering op een hedendaagse manier geestig – hij kan er al z’n venijn, z’n spot, z’n vrouwonvriendelijkheid en z’n cynisme in kwijt. Hoogtepunt is de scène waarin hij een ‘schrijf’-aap ontmoet, die alles op bestelling levert, en die moet glimlachen om de verzekering van de ik-figuur dat mensen de ‘boekmaakerij’ beschouwen als ‘een edele uitspanning des hoogvliegende vernufts’. Waarom wil hij dan toch met alle geweld mens worden? ‘Om de Wereld’, antwoordt hij, ‘nog veel bedekter en met oneindig meer voordeel te kunnen bedriegen’.

 

Was Paape een achttienkaraats patriot en ‘Bataaf’? Er is reden om te geloven dat hij in z’n ballingschap is bekomen van z’n geestdrift, en er na een paar jaar Bataafse Republiek helemaal z’n bekomst van kreeg. Na 1798 schijnt hij niets meer gepubliceerd te hebben – het pseudoniem J.A. Schasz M.D., dat hij merkwaardig genoeg heeft gedeeld met onder anderen Pieter ’t Hoen, is sindsdien ongebruikt gebleven.

Hij stierf te jong om nog helemaal ‘om te zwaaien’. Je zou graag een latere ‘paskwil’ van zijn hand hebben gelezen over de teloorgang van alle Bataafse idealen – al was het maar omdat er veel geschreven (en getekende) satire bestaat van patriotse zijde, en nog altijd weinig bekend is over het antwoord van de orangistische tegenpartij die na 1795 ook moet zijn ondergedoken in Schasz-achtige schuilnamen.

 

Des te mooier dat tegelijk met het Aapenland de kleine verzameling Hollandia Regenerata is uitgegeven: 20 prenten van David Hess die als lid van de Zwitserse Garde van 1787 tot na 1795 in Nederland heeft gewoond, en die al snel een gezonde, aan afkeer grenzende scepsis ontwikkelde jegens de Bataafse hysterie, en zijn onvrede vorm gaf in schitterende karikaturen waarin de diverse, ‘Comités’ genoemde departementen van de nieuwbakken republiek stuk voor stuk met meesterhand over de hekel worden gehaald. De oplage is beperkt, de aanschaf meer dan de moeite waard. Hier is de tijdgebonden satire weer ruimschoots boven haar voorwerp uitgestegen.


 

  • Recensie 2

Erik Nieuwenhuis – Aapenland

‘Hoe het bijkwam, weet ik volstrekt niet, maar wiskunstig zeker is het, dat mijn Wijf, mijn Dienstmaagd, mijn Paard en mijn Hond, bijna op één en hetzelfde oogenblik, teffens in het water vielen. Het geval wilde, dat zij alle vier in dergelijk eene rigting kwamen te leggen, dat ik er slegts één van behouden kon, dat de overige drie noodwendig verdrenken moesten, en dat de keuze, wie van hen vieren te redden, geheel aan mij was overgelaaten’.
Zo begint Reize door het Aapenland, een boek uit 1788 dat een satirisch inkijkje biedt in het politieke leven op het eind van de 18e eeuw. Ik moet er de laatste tijd – om voor de hand liggende redenen – af en toe aan denken. Vandaag vond ik hem terug op mijn plankje ‘historisch letterkundige werken waar ik nooit veel aan heb gevonden maar die ik om de een of andere reden nooit naar de Slegte heb gebracht’. Ik sloeg hem open en zag dat ik in de voorbereiding van het tentamen 18e eeuw op blz. 13 een zin had onderstreept:

 

‘Opnieuw laat de schrijver ons zien, hoe eigenbelang en bruut geweld zich maskeren onder het mom van de volksdemocratie.’

 

Waarom onderstreept een studentje van 21 zulke passages? Waarom onderstreept een student überhaupt iets? Om in het zweetkamertje bij dr. P Verkuyl met de juiste antwoorden op de proppen te kunnen komen. Om zichzelf diens sarcastische opmerkingen te besparen. Daarom. Maar op welke vraag zou ‘opnieuw laat de schrijver ons zien etc.’ ooit een antwoord kunnen zijn? Ik ben bang dat ik deze zin destijds heb onderstreept, omdat ik vond dat hij een waarheid uitdrukte waar ik niet omheen kon. Ontroerend. Ik had pas één keer gestemd (op de PSP) en de grootste populistische partij (De Centrumpartij) had bij de verkiezingen in 1982 slechts 68.363 stemmen binnengehaald. Ruim twintig keer zo weinig als de riante 1.454.493 stemmen waarmee het Aapenland dat ik in 1985 vreesde in 2010 definitief zijn beslag kreeg. Ik herinner het me niet heel precies, maar ik sluit ook niet uit dat ik aan de DDR dacht toen ik die zin onderstreepte. Dat doet er ook niet zoveel toe. Waar het om gaat is dat het geen kwaad kan zo nu en dan eens iets van je plankje ‘historische letterkundige werken waar je nooit veel aan hebt gevonden maar etc. te pakken. Net als het CDA-kamerlid Biskop, eerder deze week , toen-ie Ter Braak citeerde:

 

‘Die schreef in 1937 onder meer over ‘een politieke beweging die niets anders doet dan ressentiment exploiteren'; die was bezig ‘met het stimuleren van boosheid, niet werkelijk geïnteresseerd in oplossingen en zonder ideeën. Een beweging die ook geen oplossingen wil, omdat ze de misstanden nodig heeft om te kunnen blijven schelden en haten (…) Het maatschappelijk ressentiment wordt botgevierd op een zondebok die de schuld krijgt van alles. Tegelijk beschouwt deze beweging zichzelf als het eeuwige slachtoffer van ‘links’ of ‘de elite’, en koestert ze een diepe weerzin jegens intellectuelen, kosmopolieten en iedereen die en alles wat ‘anders’ is…’ (bron: de Volkskrant)

 

Van het Aapenland van 1788 via de nazi’s naar het Aapenland van 2010. Dronken achter het stuur te hard rijden met gedoofde lampen, je in de schulden steken om in te dure auto’s te kunnen rijden, misleidende porno- en datingsites exploiteren, knokpartijtje hier, intimidatietje daar. Wilders staat ertussen als de hoofdpersoon in de openingsscène van Reize door het aapenland. Een onmogelijke opgave. Niet voor niets heet dat hoofdstuk ‘door lang delibereeren alles verloren’.

 

Hoe het afloopt, vraagt u zich terecht af. Wel:

‘Ik zat op een hoogen boom en beschouwde de zieltoogende aapennatie met weenende oogen! Ik schreide en weeklaagde drie dagen en nagten, waarna ik in een diepen slaap viel.’


Eigen recensie

Vergeleken met andere boeken die geschreven zijn gedurende de 18e eeuw, valt Reize door het aapenland natuurlijk erg op. Op de voorkant van het boek poseren dieren alsof ze mensen zijn. De omslag vat al een deel van het boek samen: het gaat over een reis naar het aapenland, naar een “apenmaatschappij”. Kortom: verbeelding, fantasie en gedaantevervorming.

 

Ondanks dat het boek een grote imaginatie bevat, vond ik dat het op manier is geschreven waardoor het nog redelijk realistisch leek, het is eigenlijk een sprookjesverhaal voor volwassenen met een uitgebreid, duur en Oud-Hollands woordgebruik.

De enige onderschatting die ik heb gemaakt, is dat ik dacht dat je dit boek eenvoudig, vlot en probleemloos leest. Het tegendeel is echter waar: omdat het een boek is uit 1788 zitten er best een aantal pittige zinnen in vanwege het oude Nederlands. Verder is het gewoon een plezierig en vermakelijk boek om te lezen.

 

 

De idee

De idee is het doel van een boek. Dit boek heeft als hoofddoel het bekritiseren en het belachelijk maken van de maatschappelijke samenleving. Het aapenland kan je goed vergelijken met de 18e eeuwse samenleving. Gerrit heeft dit slim aangepakt omdat je door “het gebruik van apen” niet meteen de verbinding maakt met de, destijds, menselijke samenleving.

 

Je kunt duidelijk merken dat dit boek is geschreven in de tijd van de verlichting. In de tijd van de verlichting begonnen mensen te denken met hun eigen verstand en ze namen niet alles meer klakkeloos over van de kerk, ze durfden hun eigen mening te vertellen. Het was ook wel de tijd van kritisch denken.

 

Reise door het aapenland is dus een typisch boek uit die tijd omdat het kritiek gaf op de samenleving door middel van hekeldicht, satire. De belangrijkste boodschap is dan ook dat de gouveneurs, koplopers en leiders zelf kritisch moesten nadenken en niet gewoon moesten “opvolgen”.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten