maandag 9 december 2013

Boekverslag Erik of het kleine insectenboek

Erik of het kleine insectenboek
Door Godfried Bomans

Auteur: Godfried Bomans
Titel: Erik of het kleine insectenboek
Jaar van uitgifte: 1940
Aantal pagina’s: 143
Genre: Sprookje, jeugdboek 


De schrijver

De schrijver van dit verhaal is Godfried Bomans. Op 2 maart 1913 wordt hij geboren in Den Haag. Niet veel later verhuist de familie naar Haarlem omdat zijn vader in 1913 een advocatenbureau startten.

Al snel werd duidelijk dat Godfried zich erg interesseerde in literatuur. Toen hij op de middelbare school zat was hij redacteur van de schoolkranten en schreef hij korte verhalen die werden gepubliceerd in literaire tijdschriften en studentenbladen.

In 1926 ging hij naar het Triniteitslyceum in Overeen. Later ging hij studeren aan de Universiteit van Amsterdam en daar behaalde hij zijn Kandidaatsexamen Rechten (in 1936).

Later in 1939 vertrekt hij naar Nijmegen en daar besluit hij dat hij psychologie wil gaan studeren. Hier schrijft hij een van zijn meest succesvolle boeken: Erik of het kleine insectenboek. Er zijn zelfs van dit boek vele vertalingen gemaakt. Ook is dit boek in 2004 verfilmd door de regisseur Gidi van Liempd.

Na zijn eindexamen was Godfried redacteur van Propria Cures. Dat was een studentenblad.

Godfried is voor een lange tijd een van de meest gelezen schrijver van Nederland geweest. (Hij heeft meer dan 60 boeken geschreven!)

Godfried Bomans is op 22 december 1971 in Bloemendaal overleden. Hij was toen 58 jaar oud. 

(bron die ik heb gebruikt om informatie te vinden: http://nl.wikipedia.org/wiki/Godfried_Bomans)



De lofrede 


Erik of het kleine insectenboek is niets anders Alice in wonderland, het is alleen de verouderde versie ervan. Erik is Alice en de Wollewei is Wonderland.
Het verhaal gaat over een Erik Pinksterblom die de vanuit nieuwsgierigheid in de Wollewei belandt. Hier ontmoet hij allemaal kleine insecten, of nouja nu levensgroot.  Hij ontmoet allemaal dieren en zo leert hij kennismaken met de wereld van de wollewei. 

Wat ik heb gelezen is dat Bomans overal verstand van had, en dan vooral als hij er niets van af wist. In mijn wereld is dat het gene wat dit boek zo aantrekkelijk maakt. De fantasie die gebruikt wordt om bepaalde processen in de natuur te beschrijven, geweldig. Als je een echt bioloog zo’n soort verhaal had laten schrijven, had je waarschijnlijk iets technisch als resultaat. Ik neem als voorbeeld de verpopping:

Verpopping is een bij veel insecten voorkomend proces waarbij de larve zich transformeert tot een volwassen insect (imago). Insecten met een dergelijke ontwikkeling kennen een volledige gedaanteverwisseling, ze zijn holometabool en behoren tot de Endopterygota

Dit is een typische tekst die na een keer lezen het ene oor in gaat en het andere weer uit. Godfried Bomans zou het als het volgende beschrijven:
“… Wanneer een rups aan het verpoppen slaat maakt zijn huisbaas zich zorgen. Wie betaalt hem de huur in de twee tot zes weken dat de verpopping van zijn huurder duurt? Betalen vlinders achteraf ?

… Allen hielden hun adem in. Het oog bleef wel een volle minuur in de kamer, en, hoe zij de eigenaar ervan ook ondervroegen, deze scheen sprakeloos van verbazing. Eindelijk trok de slak het terug. ‘Mijne heren’, sprak hij met trillende stem, ‘er is een misdaad in het spel. Meneer rups zit helemaal vastgebonden in een hoek van de kamer”.

Door het zo fantasierijk te omschrijven, blijft het verhaal echt hangen en denk je: wauw, wat is de natuur toch eigenlijk een mooi iets. Ik persoonlijk zou me meer aangetrokken voelen door de natuur als het wordt omschreven zoals Godfried Bomans heeft gedaan. Bij zo’n echte ‘biologen’ tekst zou ik denken: weetje, laat maar… veel te lastige woorden en te ingewikkeld. Misschien klopt het niet allemaal hoe Godfried alles heeft omschrijven, wat het is en blijft natuurlijk een sprookje, maar toch raak je geamuseerd. 

Het maakt helemaal niet uit of je nou oud bent en veel van insecten weet of heel jong en bijna niets ervan weet. Misschien is de kracht er juist van dat als je er bijna niets over weet, dat je een fantasierijkbeeld krijgt van hoe alle kleine insecten leven, die misschien al de oudere mensen als normaal beschouwen of helemaal over het hoofd zien als het ware. Dat zou weer kunnen leiden dat kinderen weer de natuur ingaan, in plaats van alleen maar achter die iPad, computer en playstation te zitten, een goed ‘voor-het-slapen-gaan-verhaaltje’ dus. Zoals de natuur in dit boek wordt omschreven, wordt het niet vaak gedaan en dat is de reden dat kinderen naar buiten gaan om de insecten te ‘onderzoeken’. 

Wat een fout maken mensen die denken dat het een kinderboek is. Het is niets anders dan een ingezoomde werkelijkheid en of je nou jong of oud bent, meisje of jongen, groot of klein, allemaal staan we in verbinding met deze mooie insecten.

 De keuzeopdracht


Keuzeopdracht C

Schrijf zelf een hoofdstuk, scène, van minimaal 400 woorden waarin Erik een dier helpt zoals in het boek. Kies een dier dat niet voorkomt in het boek. Het dier hoeft ook niet in Solms' Beknopte Natuurlijke Historie te staan. Je moet wel in de stijl van Bomans schrijven.

Erik ontmoet een lieveheersbeestje die Elfstipje heet. Het lieveheersbeestje is erg aardig en misschien wel het slimste beestje wat Erik heeft ontmoet in deze Wollewei.

Op weg naar onderdak voor de nacht, hoorde Erik een apart, niet veel voorkomend geluid. Hoe dichter het dier bij hem kwam, des te harder klonk het. In de nog schemerende zon zag hij een groot beest, die erg rood was. Donkere zwarte stippen waren getekend op zijn lijfje. Zo lomp als het kon, liep het beestje rond. Erik herinnerde zich het nog wel: dit was het lieveheersbeestje.
‘Ik ben elfstipje’, zei het insect vriendelijk, ‘en wie ben jij?’. Gerust vertelde Erik over wie hij was en waar hij vandaan kwam. Het lieveheersbeestje kon zich maar niet plaatsen van welke soort hij was, ook al was het lieveheersbeestje tot nu toe het meest slimme dier geweest. Erik had twee benen, twee armen en volgens het lieveheersbeestje bijzonder grote voelsprieten aan zijn armen en tenen. ‘Erik, ik denk toch echt dat jij verkeerd loopt. Jij moet net als mij lopen’, meende hij serieus. ‘Mijn soort hoort zo te lopen, zo zijn wij gemaakt’, zei Erik lichtelijk geïrriteerd. Hoe vaak had hij dit al wel niet moeten uitleggen.

‘Mag ik wat vragen?’, vroeg Erik toen het helemaal stil was,’weet u waar ik kan overnachten?’. ‘Klim maar op mijn rug, ik zal je onderdak bieden’, zei Elfstipje erg openhartig. Voorzichtig klom Erik op de rug van het lieveheersbeestje. Het diertje spreidde zijn vleugels en begon te vliegen. ‘Waaah, niet zo snel, ik val er bijna van je rug af’ riep Erik. ‘Ik zal mijn best doen’ was het antwoord, maar veel verbetering was er niet. In zijn gedachte was hij bij de vlinder, die veel stabieler vloog, ook al vond Erik dat al onstabiel. Half slingerend door de lucht kwamen ze na een tijdje aan bij een groot rond ding van bladeren en takken dat zijn huis moest voorstellen. Vanuit de lucht leek het niet zo groot en niet heel mooi, maar vergeleken het hotel waarbij hij eerder had overnacht, zag dit er mooier uit. 

‘Doe maar net alsof je thuis bent’, zei Elfstipje zijn huis rondleidend. Erik kon bijna geen antwoordt meer geven, zo erg zat hij vol bewondering te kijken naar het huis. ‘Wat woon jij mooi zeg!’, zei Erik alles druk bestuderend. ‘Dat zou ik ook wel willen!’. 

Erik keek om zich heen, maar Elfstipje was nergens meer te bekennen. ‘Hallo? Elfstipje? Waar ben je?!’, riep Erik ongerust. Hij kon zijn hele stem door het huis horen galmen. Na een tijdje te hebben gestaan, besloot Erik toch maar te gaan zitten op een poef, die bleek gemaakt te zijn van bladeren. Voorzichtig ging hij zitten op het puntje van de poef, maar naarmate de tijd vorderde ging hij steeds meer achterover zitten totdat hij uiteindelijk zo lekker zat, dat hij bijna in slaap viel. ‘Wel wakker blijven hé?’. Vanuit schrik zat Erik meteen rechtop. Half zwetend stond hij op uit de poef. Hij keek om zich heen, en zag dat Elfstipje aan het koken was. Een heerlijke geur kroop zijn neus in. Erik snoof een paar keer heel diep. ‘Wat maak je’, was het eerste wat in Erik op kwam. ‘Dat is een verassing, maar je zult het heerlijk vinden’. Erik ging hier niet verder op in. ‘Anders dek je alvast de tafel, dan is dat alvast gedaan? Het eten is zo goed als klaar’. Braaf deed Erik wat er hem gevraagd werd. Een grote pot gemaakt van takjes bereikte de tafel. De stoom kwam er nog van af, zo heet was het. ‘Wil je zelf opscheppen? Of zal ik dat doen?’, zei Elfstipje popelend om zijn maaltijd te laten zien. ‘Doe jij het maar. Ik ben benieuwd’. Een grote schep eten belandde op zijn bord. Verbaasd bleef hij naar het eten kijken. Hij kon het maar niet plaatsen wat dit waren, ook al rook het heerlijk. ‘Wat zijn dit, Elfstipje’, vroeg Erik benieuwd. ‘Bijzondere bladluizen. Ik heb ze gestoofd en de meest lekkere kruiden eraan toegevoegd’, zei Elfstipje met zijn mond halfvol. Erik zag het eten van de ene kant naar de andere kant van zijn mond gaan. Waarom ook niet dacht Erik. Misschien is het wel heel lekker en bovendien had hij gelezen dat ze vol met eiwitten zitten. Dat kan ik wel gebruiken. 

‘Wauw! Het zag er niet zo lekker uit, maar wat een smaaksensatie! Ik heb dit nog nooit gegeten, maar het valt zeker niet tegen!’ zei Erik. ‘Dat is mooi!’ zei Elfstipje giechelend. ‘Ik heb ook nog een bijzondere lekker toetje, helemaal zelf gemaakt van honing’. ‘Honing vind ik zó lekker! Laten we meteen het toetje gaan eten!’ zei Erik met grote ogen. Tijdens zijn gehele verblijf in de Wollewei had hij nog niet zo lekker gegeten als hier bij Elfstipje. Wat een verwennerij.
Erik at zijn buikje rond en kon daarna geen eten meer zien. Elfstipje zag aan de ogen van Erik dat hij elk moment in slaap kon vallen. Hij bracht Erik naar bed en dekte hem onder. ‘Slaap lekker! Tot een volgende keer!’. ‘Welterusten’ zei Erik half slapend. Wat was het toch raar dat Elfstipje zei: tot een volgende keer. Wat bedoelde hij daar toch mee?

‘ERIK, WAKKER WORDEN. JE HEBT ZO EEN TOETS DUS JE MOET OPSCHIETEN’. Erik hoorde een stem die hij al een tijdje niet had gehoord. Opeens schoot hij rechtop, dit was zijn moeder. Maar dat kon helemaal niet, hij was aan het overnachten bij Elfstipje. ‘JE MOET ER ECHT UIT KOMEN ERIK, ZOMETEEN KOM JE NOG TE LAAT’, klonk het galmend door de kamer. Precies op dat moment zag Erik dat er een lieveheersbeestje op zijn hand zat, met elf stipjes. Erik besefte zich dat hij weer in de echte wereld was belandt. Dat bedoelde Elfstipje dus: tot een volgende keer. Elfstipje was nu wel heel erg klein geworden. Met bewondering keek hij naar het lieveheersbeestje. ‘Elfstipje?’, vroeg Erik voorzichtig. ‘Het was erg leuk je eens te ontmoeten Erik! Heel veel succes met je toets!’, zei het lieveheersbeestje met een glimlach. Elfstipje knipoogde naar Erik en vloog toen naar het raam, richting het gras met de mooie bomen en het zonnetje. Erik volgde Elfstipje, totdat hij hem niet meer zag. 

Hij ging naar beneden om te ontbijten, ging naar school en ging buitenspelen. Zo ging zijn leven gewoon weer door. Erik heeft alleen zijn opa over zijn belevenis verteld, verder niemand. Zijn opa bleek het zelf precies ook te hebben meegemaakt. Samen deelden zij dit verhaal en zo  ontstonden uit het niets weer de mooiste verhalen. 

Helaas zag Erik het lieveheersbeestje nooit meer, maar heeft hij er wel een mooie belevenis aan overgehouden!


Samenvatting van Erik of het kleine insectenboek

Dit verhaal gaat over een Erik Pinksterblom. Dat is een jongetje die graag over dingen fantaseert.

De nacht voordat hij op school een toets moet maken over verschillende insecten, blijft hij wakker liggen. Hij kan niet slapen en ondertussen voelt hij dat er iets speciaals gaat gebeuren, hij weet alleen niet wat. In de slaapkamer hing een schilderij: De Wollewei. Hij fantaseerde hoe het daar allemaal wel niet zou zijn en hoe mooi het er wel niet is. Plotseling hoort hij een stem. Erik kijkt om zich heen, maar ziet niemand. Na een tijdje komt hij erachter dat het schilderij van zijn grootouder tot leven is gekomen en ook het schilderij van de Wollewei.

Vanwege de grote nieuwsgierigheid die Erik had, klom hij zo het schilderij in. Hij komt erachter dat het eigenlijk allemaal gefantaseerd is, want alle insecten die hij gedurende het verhaal ontmoet zijn net zo groot of nog groter dan hem.

Eenmaal belandt in het schilderij maakt hij kennis met de ‘vliesvleugeltjes’, een bijen familie. De bromvliegen worden gebruikt als instrument en wanneer Erik een bromvlieg heeft die uiteindelijk sterft, moest hij weg. Een hommel die openhartig naar hem is, leidt hem naar een hotel.

In het hotel ontmoet hij natuurlijk ook weer allemaal insecten. Vanwege de kennis van het insectenboek, Soms’ Beknopte Natuurlijke Historie (dat hij moet weten voor zijn toets), weet Erik veel van hen. De insecten zijn hierdoor helemaal verbaasd. Het gevolg is dat iedereen bang wordt iets verkeerd te doen. Iedereen moet advies krijgen van Erik of ze het wel goed doen. Dit leidt tot enorme chaos.

In het hotel ontmoet hij een rups, die ontpopt tot een vlinder. Samen met de vlinder vertrekt hij uit het hotel. Samen met de vlinder ontmoeten zij een meisjesvlinder waarvan de vlinder erg gecharmeerd raakt. Erik laat hem achter.

Op zijn weg naar ‘huis’ komt hij in aanraking met een spin. Hiermee vecht hij. Wanneer het gevecht over is, wordt de spin dood gevonden en Erik wordt opgepakt door een doodgraver. De doodgraver is van mening hem te begraven. Erik probeert hem ervan te overtuigen dat dit nog lang niet de bedoeling is. Niet veel later worden zij opgegeten door een grote mol.

Een van de laatste insecten die Erik ontmoet is de regenworm. De regenworm raakt in de knoop en ondertussen moet Erik andere insecten er ook nog van overtuigen dat zij hun instinct moeten volgen. Uiteindelijk schieten de mieren hem te hulp, maar dit gebeurt op een andere manier dan dat Erik had gehoopt. De mieren ‘snijden’ de regenworm in stukjes en overlijdt daarna.

Een pluspunt van de mieren is dat zij hem eigenlijk de weg weer terug wijzen (alleen zij denken dat het het einde is). Precies op dat moment wordt Erik weer wakker in de slaapkamer.

Tijdens de toets vult hij antwoorden in vanuit ervaring van de Wollewei. Het resultaat valt tegen: hij moet nablijven omdat hij een onvoldoende heeft.

Wat erg jammer is, is dat de schilderijen nooit meer tot leven komen.

Dit was een quote die ik wel erg toepasselijk vond voor dit boek:

“Wij zijn alle ballingen, levend beginnen de lijsten van een vreemd schilderij. Wie dit weet, leeft groot. De overige zijn insecten”

zondag 8 december 2013

Vertaalproject

Het vertaalproject

Het liedje dat wij, Aimée, Eva en ik (Paulien) gekozen hebben om te vertalen heet close to you. Het is geschreven door Michael Prins.



Close To You – Micheal Prins

1. I didn’t change my name for good luck, it just happened to be mine
2. Didn’t ask for any reason or any of your time
3. I don’t need your advertising, I don’t seek for diamond eyes
4. I don’t fit in your perfection, I don’t fit into your lie

5. But to you my darling, for you I would truly sing
6. For you my crazy babe, I would do just anything
7. Just to get close to you

8. And the other night you made me dance but now I act insane
9. I try to find a reason and I try not te be strange
10. And I think that it’s funny cause I’m nowhere near like you
11. You made of me a villain, oh but maybe that’s more true

12. And I’m searching for my pride again
13. As I’m haunting for your eyes again
14. But you’re nowhere to be found tonight
15. Still I wait in every morning light
16. So until that day is mine

17. So is it me the one who is out of sight, am I running out of time
18. Do you want to see me prisoned, yet to guard you through the night
19. Is your vison to be safe and told that everything’s alright
20. When the whole goddamn world knows about the danger of this tide
21. Well then I would come back to you, yes I would come back to you
22. Knowing you would walk away, knowing you would walk away
23. So until that day is mine

24. And then you might not well remember me, or act like you’re surprised
25. When everyone’s surrounding you, but darling that don’t mind
26. Just turn around and look at me when you pass me in the aisle
27. I still hold a thousand doors for you, just to talk to you so I could get close to you
28. And why won’t you see me through
29. Knowing I would never leave
30. Knowing I would never leave

31. So until that day is mine, darling I would wait for you
32. I would wait for you, I would wait for you
33. And why won’t you see me through, I would wait for you
34. Darling I would wait for you, my love
35. My love, why won’t you see me through
36. That darling I would wait for you



Dicht bij jou - Michael Prins
  1. Ik heb mijn naam niet veranderd, niet voor geluk, het gebeurde mij gewoon
  2. Ik heb niet gevraagd naar een reden en ook niet naar een deel van je tijd
  3. Ik heb je advies niet nodig en zoek niet naar diamanten ogen
  4. Ik pas niet in jou ideale wereld, ik pas niet in jou leugen
  1. Maar jij mijn lieveling, voor jou zou ik echt willen zingen
  2. Voor jou mijn gekke schatje, ik zou alles voor je doen
  3. Alleen om dichter bij jou te komen
  1. Die ene nacht dat je mij liet dansen, maar nu lijk ik gek
  2. Ik probeer een reden te vinden en ik probeer niet vreemd te zijn
  3. En ik denk dat het grappig is, want ik ben niet eens in de buurt
  4. Je maakte van mij een schurk, oh, maar misschien is dat wel waar
  1. En ik zoek weer naar mijn trots
  2. Zoals ik weer jaag naar jou ogen
  3. Maar vanavond ben je nergens te vinden
  4. Nog steeds wacht ik elke morgen in het ochtend licht
  5. Dus tot die dag van mij is
  1. Dus ben ik degene die uit het zicht is, heb nu bijna geen tijd meer
  2. Wil je mij gevangen zien, alleen om jou te begeleiden voor de nacht
  3. Is het jou gedachte om veilig te zijn en te horen dat alles goed is
  4. Terwijl de hele verdraaide wereld weet van de gevaren van dit tij
  5. Nou dan zou ik naar je terug komen, ja ik zou naar je terug komen
  6. Wetende dat je weg zou lopen, wetende dat je weg zou lopen
  7. Dus tot die dag van mij is
  8. En dan zou je mij misschien niet meer herinneren, of doen alsof je verrast bent
  9. Als iedereen je omringt, maar lieverd dat geeft niet
  10. Draai je gewoon om en kijk me aan als je passeert in de gang
  11. Ik heb nog zoveel mogelijkheden voor je, gewoon om met je te praten zodat ik dicht bij je kan komen
  1. En waarom geloof je me niet
  2. Wetende dat ik nooit weg zou gaan
  3. Wetende dat ik nooit weg zou gaan
  4. Dus tot die dag van mij is, lieverd zou ik op je wachten
  5. Ik zou op je wachten, ik zou op je wachten
  6. En waarom geloof je me niet, ik zou op je wachten
  7. Lieverd ik zou op je wachten, mijn liefste
  8. Mijn liefste, waarom geloof je me niet
  9. Dat, lieverd, ik op je wachten zou.

zondag 13 oktober 2013

Boekverslag De Aanslag

Auteur: Harry Mulisch
Titel: De aanslag
Jaar van uitgifte: 1982
Aantal pagina’s: 254
Uitgeverij: De Bezige Bij, Amsterdam
Genre: Oorlogsroman


Over de auteur
Harry Mulisch is geboren in 1927. Zijn vader was oorspronkelijk Oostenrijks en zijn moeder was joods. Na een scheiding, bleef Harry Mulisch bij zijn vader wonen.
Het thema dat vaak bij het werk van Harry te zien is, is oorlog. Hij zei zelf dat hij de oorlog eigenlijk niet heeft meegemaakt, maar dat hij de oorlog is. Voor hem was de oorlog een moeilijke tijd aangezien zijn vader de Duitsers hielp, maar tegelijkertijd moest zijn moeder onderduiken omdat zij joods was.
De aanslag is een groot succes geweest. Ook heeft Fons Rademakers een film gemaakt van het boek en hiermee heeft hij een Oscar gewonnen (beste niet-Amerikaanse film)
Harry Mulisch was niet alleen goed is schrijven maar hij schreef bijvoorbeeld ook poëzie, theaterstukken, tijdgeschiedenis enzovoort. 
In 1977 kreeg hij de P.C. Hoofdprijs en in 1995 ontving hij de Prijs der Nederlandse letteren

Harry Mulisch overleed op 30 oktober 2010 in Amsterdam. Hij was toen 83 jaar. 


Een recensie
Veel romans van Harry Mulisch beginnen met een ijzersterk eerste hoofdstuk. Denk aan de vermakelijke vriendschap tussen Harry en Hein Donner in 'De ontdekking van de hemel', of aan het idiote interview met de beroemde schrijver die veel van Mulisch heeft, in 'Siegfried'. De lezer schurkt zich in haar leesstoel en begrijpt dat zij de hele nacht verder moet lezen.

'De aanslag' (1982) begint met een spannend, goedgeschreven en aangrijpend hoofdstuk over een avond in januari 1945 in een villawijk van Haarlem. De familie Steenwijk -vader, moeder, twee zonen- begint net een potje Mens-erger-je-niet als er buiten zes schoten vallen.

Door hun raam zien ze dat er iemand van zijn fiets is geschoten en dat buren het lijk voor het huis van de Steenwijks sjouwen. Peter, de oudste zoon, rent naar buiten en staat even later met het pistool van de neergeschoten politieman in de huiskamer van die buren. De Duitsers komen. Ze vermoorden als represaille de ouders en de broer van Anton Steenwijk en steken hun huis in de brand.

De twaalfjarige Anton brengt een nacht door in de cel waar ook de vrouwelijke helft van het paar aanslagplegers gevangenzit. Hij spreekt daar met haar over de aanslag, maar kan haar in het donker van de cel niet zien. Zij wordt geëxecuteerd. Anton wordt naar Amsterdam gebracht, door een Duitser. Die Duitser heet Schulz -misschien om Vestdijk te pesten (zie 'Het kanon' van 14 mei 2005, over 'Pastorale 1943'). Anton gaat bij zijn oom en tante wonen.
Natuurlijk had na de bevrijding in mei 1945 alles direct opgehelderd kunnen worden. Toen kon men immers de manlijke aanslagpleger die ontsnapt was, de buren die het lijk versleepten, en de inwoners van de drie andere villa's ondervragen, misschien zelfs de Duitsers die de moord op drie onschuldige mensen op hun geweten hadden.
Maar dat gebeurt niet. Het lijkt alsof het Anton en ook zijn oom, de broer van zijn vermoorde moeder, niet interesseert.

Onwaarschijnlijk? Zulke dingen gebeurden. En bovendien: het geeft aan de schrijver Harry Mulisch de gelegenheid om in vier hoofdstukken, die spelen in 1952, 1956, 1966 en 1981 de ouder wordende Anton Steenkamp zelf langzaam de vragen aangaande de ware toedracht en de schuld van het drama te laten beantwoorden.

In elk van die vier hoofdstukken ontmoet Anton een van de medespelers in het drama die een draadje van de knoop losmaakt: een buurvrouw, de zoon van de neergeschoten politieman, de andere aanslagpleger, en ten slotte de dochter van de buren die het lijk verplaatsten. De laatste antwoordt op de vraag: ,,Waarom versleepten jullie het lijk niet naar het andere buurhuis?'': ,,Omdat daar drie joodse onderduikers zaten''.

Dat getal 3 lijkt even te wijzen op de rekensom: 5 doden bij die buren is erger dan 3 doden bij de familie Steenwijk, maar de echte rekensom, die toen nog niet gemaakt hoefde te worden maar nu wel, was natuurlijk: drie zekere doden is erger dan een aantal onzekere doden.

Aan het eind van het boek weten wij en Anton de waarheid. Veel moeilijker is het vraagstuk van de schuld. Bij Vestdijk was in 'Pastorale 1943' het liquideren van een Nederlandse verrader nog een heldendaad.
Hier komt de vraag naar voren: had het verzet geen rekening moeten houden met de consequenties van hun aanslag? De aanslagpleegster zei in januari 1945 in hun cel tegen de 12-jarige Anton: ,,Wie het gedaan heeft, heeft het gedaan, en niet iemand anders.'' Zesendertig jaar en 170 bladzijden later zegt Anton tegen zijn dochter: ,,Iedereen heeft gedaan wat hij heeft gedaan en niet iets anders.''

Ik kan wel gaan zeuren over kleine Mulischiana als de terugkerende dobbelsteen, die bijna een zelf-parodie op 's schrijvers verslaafdheid aan symbolen lijkt, op de initialen AS (Archibald Strohalm, Anton Steenwijk, AanSlag) die vaak als as aan het eind van hoofdstukken neerdwarrelt, op de verafgoding van de Nederlandse hogere stand enerzijds en de Nederlandse communisten anderzijds, alsof die twee samen het Hollandse volk vormen.
Maar liever zeg ik dat 'De aanslag' het beste Nederlandse boek is over de naweeën van de Duitse bezetting. Het eerste hoofdstuk blijft vanwege zijn gewelddadige inhoud de lezer het meeste bij, maar dat wil niet zeggen dat de volgende hoofdstukken minder goed geschreven en minder spannend zijn.


De samenvatting van het plot

In de laatste episode van het boek zijn Anton en Saskia gescheiden. Anton is later weer hertrouwd met Liesbeth. Liesbeth studeert kunstgeschiedenis. Anton is een man die goed verdient en die meerdere huizen heeft. Af en toe merk je dat Anton ineens heel apart reageert, en soms komt dit door de trauma’s van de oorlog die hij heeft opgelopen als 12-jarige. Hij is soms opeens sprakeloos of staart hij.

Na de relatie met Liesbeth, krijgen ze een kind, Peter. In 1978 gaat Anton samen met zijn dochter van Saskia terug naar Haarlem. Hij laat haar van alles zien, waaronder waar hij gewoond heeft en het monument. Hij merkt op dat op de plek waar zijn huis stond, nu een bungalow is gebouwd. Zijn dochter is erg geïnteresseerd en geeft soms handig advies aan haar vader. 

In 1981 is er een vredesdemonstratie. Hij komt Karin Korteweg tegen. Karin is zijn oude buurmeisje. Karin verteld wat er allemaal is gebeurd. Ook hoort hij dat zijn broer Peter is neergeschoten door de Duitsers. Anton krijgt antwoord op de vraag waarom het lijk voor hun huis is neergelegd. Meneer Korteweg heeft dit gedaan, omdat hij bang was voor zijn eigen hagedissen en bij de familie Aarts wilde hij het niet leggen, omdat daar drie joden ondergedoken zaten. 



Hoofdpersonen.

De enige echte hoofdpersoon in dit verhaal is Anton Steenwijk. Gedurende het verhaal groeit hij op, maar door de oorlog heeft hij een trauma gekregen. Hij is steeds bezig met de oorlog die hij heeft meegemaakt toen hij 12 jaar oud was. Van het ene op het andere moment veranderd zijn humeur. Hij wordt meestal stil, en je merkt dat hij over de oorlog denkt. Hij doet wel moeite om zijn verleden af te sluiten, maar het gaat moeilijk. Soms is het ook moeilijk aan hem te merken welke emotie hij nou voelt.

Wat me erg in dit boek is opgevallen is dat sinds het spelletje mens-erger-je-niet dat werd gespeeld voordat er een aanslag plaatsvond, Anton de hele tijd een dobbelsteen bij zich heeft.


Mening

Toen ik de aanslag voor het eerst zag, was mijn eerste oordeel dat dit een saai en niet interessant boek zou zijn. Het verbaasde mij dan ook dat er miljoenen boeken van verkocht zijn. Normaal gesproken spreken dit soort boeken mij namelijk niet aan, ik lees liever een thriller als bijvoorbeeld de hongerspelen.

De tweede wereldoorlog is natuurlijk een erg belangrijke gebeurtenis in de geschiedenis die niet vergeten mag worden. Het is afschuwelijk wat er toen is gebeurd. In dit verhaal stap je als het ware in de schoenen van Anton Steenwijk. Hierdoor lijkt het alsof je het zelf meemaakt. Bij geschiedenis leer je wel wat er precies is gebeurd, wie wat veroorzaakte en dat het vreselijk was voor de mensen, maar in dit boek krijg je ook te maken met emoties. Dit komt omdat het grootste gedeelte van het boek verteld wordt in de naam van Anton.  

Eenmaal in het boek begonnen, was het helemaal niet zo erg om te lezen. Het was eigenlijk best leuk. Niet in de zin van leuk leuk, maar dat het een verhaal is die mooi is geschreven. Mijn enigste punt van kritiek is dat ik vond dat het af en toe een beetje te langdradig wordt verteld.

Er is ook een film gemaakt van de aanslag. De trailer van deze film vind ik dan ook erg gepast voor een bron die ik bij het boek vind passen.

Mijn herschreven einde
Na de vredesdemonstratie, liep Anton naar de bus om vervolgens naar huis te gaan. In een hoekje zag hij een oude meneer gehurkt tegen een boom zitten. Zijn gezicht was somber en hij bleef maar staren hetzelfde bruine takje dat naast zijn voeten lag. Anton liep recht op de man af. Vlak voordat Anton bij de man was, misschien vanaf een meter afstand, keek de man hem met doordringende blik aan. Dit was hem, dit moest hem zijn. Één twinkeling in de heldere ogen van de man was genoeg. Dit was de man die leiding had gegeven bij de vergelding.

Anton kreeg meteen een beeld van hoe de man eruit zag en tegelijkertijd werd zijn hoofd overspoeld met nare gedachten van zijn verleden. Anton bleef verstijfd staan tegenover de man. Na een tijdje kwam er weer enige beweging in het lichaam van Anton. Als hij nog op tijd wilde zijn voor zijn bus, zou hij nu nog een sprint moeten trekken. Maar het tegenovergestelde gebeurde, de man maakte een handgebaar dat Anton naast hem moest gaan zitten. Het leek wel een commando. Braaf ging hij ging naast de man in kleermakerszit zitten. Het spijt me, waren de eerste woorden die hij zacht uitsprak. Plotseling kreeg Anton een woedend gevoel van binnen. Hij kon de man wel slaan, zo boos was hij. Maar langzaam ebde dat gevoel weg.

Nu hij naast de man zat, en zijn verhaal had gehoord snapte hij het wel. Maar toch, dankzij de bevelen van de man zijn zijn ouders er nu niet meer. Wist hij veel dat hij anders vermoord werd. Nu had de man niets meer. Dankzij de nare gebeurtenissen die tijdens de oorlog zijn gebeurd, waarvan hij de oorzaak was, wilde niemand hem meer spreken.

Je weet wat ik nu van plan ben te doen hè? Had Anton gezegd. Ondanks dat hij al zijn hele leven een wraakgevoel heeft, was het moeilijk om dit tegen een oude man te zeggen die hem met smekende ogen aankeek.

Anton belde het oorlogstribunaal van Den Haag. Het was toevallig dat ze in de buurt waren, dus enkele minuten later arriveerden ze in de straat. Mannen in uniformen stapten uit het busje uit en sloegen de autodeuren met een klap dicht. Een van de mannen kwam langzaam dichter bij de man. Met gestrekte vingers gleed de hand van de man in uniform langs het gezicht van de oude man. Toen de hand bij zijn kin was aankomen, drukte hij zijn gezicht langzaam omhoog. Met strenge blikken keken ze elkaar recht in de ogen aan. Een handgebaar was genoeg om de rest van de mannen in uniform dichterbij te halen. ‘Neem hem mee’, riep een van de mannen.

Anton wilde er verder niet veel meer mee te maken hebben, dus liep hij langzaam weer naar de bus die er pas over een halfuur weer was. Een van de mannen zag hem weglopen en rende achter hem aan. Plotseling voelde Anton een sterke hand op zijn schouder. Hij draaide zich om. ‘Bedankt voor je hulp. We waren al een tijdje naar hem op zoek. Hij heeft veel gebeurtenissen op zijn geweten’. Zonder enige emotie antwoordde Anton terug: ‘Ach, nu kan hij niemand meer kwaad doen, maar de gevolgen van hem die invloed hebben gehad op mijn leven, zal ik nooit meer vergeten…’

zondag 1 september 2013

Leesautobiografie

Mijn leesautobiografie

In groep 3, toen ik net zes jaar oud was heb ik leren lezen.

Het duurt natuurlijk een tijdje voordat je alle letters hebt gehad, en dus zinnen kan lezen. Toen ik voor het eerst boekjes kon lezen, vond ik dit erg leuk. Nu kon ik ook eindelijk die tekentjes lezen die voor mij eerst een soort van geheim schrift waren. Bijna elke avond las ik wel een verhaaltje uit een van mijn kinderboekjes samen met mijn ouders of alleen.

Naarmate ik ouder werd ging het lezen steeds beter, maar las ik minder boeken. Ik vond het helemaal niet zo leuk meer, buiten spelen was interessanter. In het laatste jaar van de basisschool heb  ik tamelijk weinig gelezen. Soms  maar 1 boek per maand.

Later op de middelbare school  ben ik weer vaker gaan lezen omdat bij verschillende televisieseries werd gezegd hoe leuk lezen wel niet was en dat het ook heel goed is voor de woordenkennis. Ik ging weer lezen, vooral in de vakanties en de weekeinden. Eerst vond ik het niet zo heel erg leuk maar later veranderde dat . Het werd voor mij steeds leuker. Ik vond/vind het heerlijk om even in een andere wereld te zijn!

Tijdens de laatste grote vakantie heb ik alle drie de delen van de hongerspelen gelezen en ook nog 2  boeken van Carry Slee. Ik ben net weer begonnen aan een nieuw boek.

Spannende boeken vind ik het leukst om te lezen.