Erik of het kleine insectenboek
Door Godfried Bomans
Auteur: Godfried Bomans
Titel: Erik of het kleine insectenboek
Jaar van uitgifte: 1940
Aantal pagina’s: 143
Genre: Sprookje, jeugdboek
De schrijver
De schrijver van dit verhaal is Godfried
Bomans. Op 2 maart 1913 wordt hij geboren in Den Haag. Niet veel later verhuist
de familie naar Haarlem omdat zijn vader in 1913 een advocatenbureau startten.
Al
snel werd duidelijk dat Godfried zich erg interesseerde in literatuur. Toen hij
op de middelbare school zat was hij redacteur van de schoolkranten en schreef
hij korte verhalen die werden gepubliceerd in literaire tijdschriften en
studentenbladen.
In
1926 ging hij naar het Triniteitslyceum in Overeen. Later ging hij studeren aan
de Universiteit van Amsterdam en daar behaalde hij zijn Kandidaatsexamen
Rechten (in 1936).
Later
in 1939 vertrekt hij naar Nijmegen en daar besluit hij dat hij psychologie wil
gaan studeren. Hier schrijft hij een van zijn meest succesvolle boeken: Erik of
het kleine insectenboek. Er zijn zelfs van dit boek vele vertalingen gemaakt.
Ook is dit boek in 2004 verfilmd door de regisseur Gidi van Liempd.
Na
zijn eindexamen was Godfried redacteur van Propria Cures. Dat was een
studentenblad.
Godfried
is voor een lange tijd een van de meest gelezen schrijver van Nederland
geweest. (Hij heeft meer dan 60 boeken geschreven!)
Godfried
Bomans is op 22 december 1971 in Bloemendaal overleden. Hij was toen 58 jaar
oud.
(bron die ik heb gebruikt om informatie te vinden: http://nl.wikipedia.org/wiki/Godfried_Bomans)
De lofrede
Erik of het kleine insectenboek is niets
anders Alice in wonderland, het is alleen de verouderde versie ervan. Erik is
Alice en de Wollewei is Wonderland.
Het verhaal gaat over een Erik Pinksterblom
die de vanuit nieuwsgierigheid in de Wollewei belandt. Hier ontmoet hij
allemaal kleine insecten, of nouja nu levensgroot. Hij ontmoet allemaal dieren en zo leert hij
kennismaken met de wereld van de wollewei.
Wat ik heb gelezen is dat Bomans overal
verstand van had, en dan vooral als hij er niets van af wist. In mijn wereld is
dat het gene wat dit boek zo aantrekkelijk maakt. De fantasie die gebruikt
wordt om bepaalde processen in de natuur te beschrijven, geweldig. Als je een
echt bioloog zo’n soort verhaal had laten schrijven, had je waarschijnlijk iets
technisch als resultaat. Ik neem als voorbeeld de verpopping:
“Verpopping is een bij veel insecten voorkomend
proces waarbij de larve zich
transformeert tot een volwassen insect (imago). Insecten met een dergelijke ontwikkeling kennen
een volledige gedaanteverwisseling, ze zijn holometabool en behoren
tot de Endopterygota”
Dit is een typische tekst die na een keer
lezen het ene oor in gaat en het andere weer uit. Godfried Bomans zou het als
het volgende beschrijven:
“…
Wanneer een rups aan het verpoppen slaat maakt zijn huisbaas zich zorgen. Wie
betaalt hem de huur in de twee tot zes weken dat de verpopping van zijn huurder
duurt? Betalen vlinders achteraf ?
…
Allen hielden hun adem in. Het oog bleef wel een volle minuur in de kamer, en,
hoe zij de eigenaar ervan ook ondervroegen, deze scheen sprakeloos van
verbazing. Eindelijk trok de slak het terug. ‘Mijne heren’, sprak hij met
trillende stem, ‘er is een misdaad in het spel. Meneer rups zit helemaal
vastgebonden in een hoek van de kamer”.
Door het zo fantasierijk te omschrijven, blijft
het verhaal echt hangen en denk je: wauw, wat is de natuur toch eigenlijk een
mooi iets. Ik persoonlijk zou me meer aangetrokken voelen door de natuur als
het wordt omschreven zoals Godfried Bomans heeft gedaan. Bij zo’n echte ‘biologen’
tekst zou ik denken: weetje, laat maar… veel te lastige woorden en te
ingewikkeld. Misschien klopt het niet allemaal hoe Godfried alles heeft
omschrijven, wat het is en blijft natuurlijk een sprookje, maar toch raak je
geamuseerd.
Het maakt helemaal niet uit of je nou oud
bent en veel van insecten weet of heel jong en bijna niets ervan weet.
Misschien is de kracht er juist van dat als je er bijna niets over weet, dat je
een fantasierijkbeeld krijgt van hoe alle kleine insecten leven, die misschien
al de oudere mensen als normaal beschouwen of helemaal over het hoofd zien als
het ware. Dat zou weer kunnen leiden dat kinderen weer de natuur ingaan, in plaats
van alleen maar achter die iPad, computer en playstation te zitten, een goed ‘voor-het-slapen-gaan-verhaaltje’
dus. Zoals de natuur in dit boek wordt omschreven, wordt het niet vaak gedaan
en dat is de reden dat kinderen naar buiten gaan om de insecten te ‘onderzoeken’.
Wat een fout maken mensen die denken dat
het een kinderboek is. Het is niets anders dan een ingezoomde werkelijkheid en
of je nou jong of oud bent, meisje of jongen, groot of klein, allemaal staan we
in verbinding met deze mooie insecten.
De keuzeopdracht
Keuzeopdracht C
Schrijf zelf een hoofdstuk,
scène, van minimaal 400 woorden waarin Erik een dier helpt zoals in het boek.
Kies een dier dat niet voorkomt in het boek. Het dier hoeft ook niet in Solms'
Beknopte Natuurlijke Historie te staan. Je moet wel in de stijl van Bomans
schrijven.
Erik ontmoet een lieveheersbeestje die Elfstipje heet. Het lieveheersbeestje is erg aardig en misschien wel het slimste beestje wat Erik heeft ontmoet in deze Wollewei.
Op weg naar onderdak voor de nacht, hoorde
Erik een apart, niet veel voorkomend geluid. Hoe dichter het dier bij hem kwam,
des te harder klonk het. In de nog schemerende zon zag hij een groot beest, die
erg rood was. Donkere zwarte stippen waren getekend op zijn lijfje. Zo lomp als
het kon, liep het beestje rond. Erik herinnerde zich het nog wel: dit was het
lieveheersbeestje.
‘Ik ben elfstipje’, zei het insect
vriendelijk, ‘en wie ben jij?’. Gerust vertelde Erik over wie hij was en waar hij
vandaan kwam. Het lieveheersbeestje kon zich maar niet plaatsen van welke soort
hij was, ook al was het lieveheersbeestje tot nu toe het meest slimme dier
geweest. Erik had twee benen, twee armen en volgens het lieveheersbeestje
bijzonder grote voelsprieten aan zijn armen en tenen. ‘Erik, ik denk toch echt
dat jij verkeerd loopt. Jij moet net als mij lopen’, meende hij serieus. ‘Mijn
soort hoort zo te lopen, zo zijn wij gemaakt’, zei Erik lichtelijk geïrriteerd.
Hoe vaak had hij dit al wel niet moeten uitleggen.
‘Mag ik wat vragen?’, vroeg Erik toen het
helemaal stil was,’weet u waar ik kan overnachten?’. ‘Klim maar op mijn rug, ik
zal je onderdak bieden’, zei Elfstipje erg openhartig. Voorzichtig klom Erik op
de rug van het lieveheersbeestje. Het diertje spreidde zijn vleugels en begon
te vliegen. ‘Waaah, niet zo snel, ik val er bijna van je rug af’ riep Erik. ‘Ik
zal mijn best doen’ was het antwoord, maar veel verbetering was er niet. In
zijn gedachte was hij bij de vlinder, die veel stabieler vloog, ook al vond
Erik dat al onstabiel. Half slingerend door de lucht kwamen ze na een tijdje
aan bij een groot rond ding van bladeren en takken dat zijn huis moest
voorstellen. Vanuit de lucht leek het niet zo groot en niet heel mooi, maar
vergeleken het hotel waarbij hij eerder had overnacht, zag dit er mooier uit.
‘Doe maar net alsof je thuis bent’, zei
Elfstipje zijn huis rondleidend. Erik kon bijna geen antwoordt meer geven, zo
erg zat hij vol bewondering te kijken naar het huis. ‘Wat woon jij mooi zeg!’,
zei Erik alles druk bestuderend. ‘Dat zou ik ook wel willen!’.
Erik keek om zich heen, maar Elfstipje was
nergens meer te bekennen. ‘Hallo? Elfstipje? Waar ben je?!’, riep Erik
ongerust. Hij kon zijn hele stem door het huis horen galmen. Na een tijdje te
hebben gestaan, besloot Erik toch maar te gaan zitten op een poef, die bleek
gemaakt te zijn van bladeren. Voorzichtig ging hij zitten op het puntje van de
poef, maar naarmate de tijd vorderde ging hij steeds meer achterover zitten
totdat hij uiteindelijk zo lekker zat, dat hij bijna in slaap viel. ‘Wel wakker
blijven hé?’. Vanuit schrik zat Erik meteen rechtop. Half zwetend stond hij op
uit de poef. Hij keek om zich heen, en zag dat Elfstipje aan het koken was. Een
heerlijke geur kroop zijn neus in. Erik snoof een paar keer heel diep. ‘Wat
maak je’, was het eerste wat in Erik op kwam. ‘Dat is een verassing, maar je
zult het heerlijk vinden’. Erik ging hier niet verder op in. ‘Anders dek je
alvast de tafel, dan is dat alvast gedaan? Het eten is zo goed als klaar’.
Braaf deed Erik wat er hem gevraagd werd. Een grote pot gemaakt van takjes
bereikte de tafel. De stoom kwam er nog van af, zo heet was het. ‘Wil je zelf
opscheppen? Of zal ik dat doen?’, zei Elfstipje popelend om zijn maaltijd te
laten zien. ‘Doe jij het maar. Ik ben benieuwd’. Een grote schep eten belandde
op zijn bord. Verbaasd bleef hij naar het eten kijken. Hij kon het maar niet
plaatsen wat dit waren, ook al rook het heerlijk. ‘Wat zijn dit, Elfstipje’,
vroeg Erik benieuwd. ‘Bijzondere bladluizen. Ik heb ze gestoofd en de meest
lekkere kruiden eraan toegevoegd’, zei Elfstipje met zijn mond halfvol. Erik
zag het eten van de ene kant naar de andere kant van zijn mond gaan. Waarom ook
niet dacht Erik. Misschien is het wel heel lekker en bovendien had hij gelezen
dat ze vol met eiwitten zitten. Dat kan ik wel gebruiken.
‘Wauw! Het zag er niet zo lekker uit, maar
wat een smaaksensatie! Ik heb dit nog nooit gegeten, maar het valt zeker niet
tegen!’ zei Erik. ‘Dat is mooi!’ zei Elfstipje giechelend. ‘Ik heb ook nog een
bijzondere lekker toetje, helemaal zelf gemaakt van honing’. ‘Honing vind ik zó
lekker! Laten we meteen het toetje gaan eten!’ zei Erik met grote ogen. Tijdens
zijn gehele verblijf in de Wollewei had hij nog niet zo lekker gegeten als hier
bij Elfstipje. Wat een verwennerij.
Erik at zijn buikje rond en kon daarna geen
eten meer zien. Elfstipje zag aan de ogen van Erik dat hij elk moment in slaap
kon vallen. Hij bracht Erik naar bed en dekte hem onder. ‘Slaap lekker! Tot een
volgende keer!’. ‘Welterusten’ zei Erik half slapend. Wat was het toch raar dat
Elfstipje zei: tot een volgende keer. Wat bedoelde hij daar toch mee?
‘ERIK, WAKKER WORDEN. JE HEBT ZO EEN TOETS
DUS JE MOET OPSCHIETEN’. Erik hoorde een stem die hij al een tijdje niet had
gehoord. Opeens schoot hij rechtop, dit was zijn moeder. Maar dat kon helemaal niet,
hij was aan het overnachten bij Elfstipje. ‘JE MOET ER ECHT UIT KOMEN ERIK,
ZOMETEEN KOM JE NOG TE LAAT’, klonk het galmend door de kamer. Precies op dat
moment zag Erik dat er een lieveheersbeestje op zijn hand zat, met elf stipjes.
Erik besefte zich dat hij weer in de echte wereld was belandt. Dat bedoelde
Elfstipje dus: tot een volgende keer. Elfstipje was nu wel heel erg klein
geworden. Met bewondering keek hij naar het lieveheersbeestje. ‘Elfstipje?’,
vroeg Erik voorzichtig. ‘Het was erg leuk je eens te ontmoeten Erik! Heel veel
succes met je toets!’, zei het lieveheersbeestje met een glimlach. Elfstipje
knipoogde naar Erik en vloog toen naar het raam, richting het gras met de mooie
bomen en het zonnetje. Erik volgde Elfstipje, totdat hij hem niet meer zag.
Hij ging naar beneden om te ontbijten, ging
naar school en ging buitenspelen. Zo ging zijn leven gewoon weer door. Erik
heeft alleen zijn opa over zijn belevenis verteld, verder niemand. Zijn opa
bleek het zelf precies ook te hebben meegemaakt. Samen deelden zij dit verhaal
en zo ontstonden uit het niets weer de
mooiste verhalen.
Helaas zag Erik het lieveheersbeestje nooit
meer, maar heeft hij er wel een mooie belevenis aan overgehouden!
Samenvatting van Erik of het kleine
insectenboek
Dit
verhaal gaat over een Erik Pinksterblom. Dat is een jongetje die graag over
dingen fantaseert.
De nacht voordat hij op school een toets
moet maken over verschillende insecten, blijft hij wakker liggen. Hij kan niet
slapen en ondertussen voelt hij dat er iets speciaals gaat gebeuren, hij weet
alleen niet wat. In de slaapkamer hing een schilderij: De Wollewei. Hij
fantaseerde hoe het daar allemaal wel niet zou zijn en hoe mooi het er wel niet
is. Plotseling hoort hij een stem. Erik kijkt om zich heen, maar ziet niemand.
Na een tijdje komt hij erachter dat het schilderij van zijn grootouder tot
leven is gekomen en ook het schilderij van de Wollewei.
Vanwege
de grote nieuwsgierigheid die Erik had, klom hij zo het schilderij in. Hij komt
erachter dat het eigenlijk allemaal gefantaseerd is, want alle insecten die hij
gedurende het verhaal ontmoet zijn net zo groot of nog groter dan hem.
Eenmaal
belandt in het schilderij maakt hij kennis met de ‘vliesvleugeltjes’, een bijen
familie. De bromvliegen worden gebruikt als instrument en wanneer Erik een
bromvlieg heeft die uiteindelijk sterft, moest hij weg. Een hommel die openhartig
naar hem is, leidt hem naar een hotel.
In
het hotel ontmoet hij natuurlijk ook weer allemaal insecten. Vanwege de kennis
van het insectenboek, Soms’ Beknopte Natuurlijke Historie (dat hij moet weten
voor zijn toets), weet Erik veel van hen. De insecten zijn hierdoor helemaal
verbaasd. Het gevolg is dat iedereen bang wordt iets verkeerd te doen. Iedereen
moet advies krijgen van Erik of ze het wel goed doen. Dit leidt tot enorme
chaos.
In
het hotel ontmoet hij een rups, die ontpopt tot een vlinder. Samen met de
vlinder vertrekt hij uit het hotel. Samen met de vlinder ontmoeten zij een
meisjesvlinder waarvan de vlinder erg gecharmeerd raakt. Erik laat hem achter.
Op
zijn weg naar ‘huis’ komt hij in aanraking met een spin. Hiermee vecht hij.
Wanneer het gevecht over is, wordt de spin dood gevonden en Erik wordt opgepakt
door een doodgraver. De doodgraver is van mening hem te begraven. Erik probeert
hem ervan te overtuigen dat dit nog lang niet de bedoeling is. Niet veel later
worden zij opgegeten door een grote mol.
Een van de laatste insecten die Erik
ontmoet is de regenworm. De regenworm raakt in de knoop en ondertussen moet
Erik andere insecten er ook nog van overtuigen dat zij hun instinct moeten volgen.
Uiteindelijk schieten de mieren hem te hulp, maar dit gebeurt op een andere
manier dan dat Erik had gehoopt. De mieren ‘snijden’ de regenworm in stukjes en
overlijdt daarna.
Een
pluspunt van de mieren is dat zij hem eigenlijk de weg weer terug wijzen
(alleen zij denken dat het het einde is). Precies op dat moment wordt Erik weer
wakker in de slaapkamer.
Tijdens
de toets vult hij antwoorden in vanuit ervaring van de Wollewei. Het resultaat
valt tegen: hij moet nablijven omdat hij een onvoldoende heeft.
Wat
erg jammer is, is dat de schilderijen nooit meer tot leven komen.
Dit
was een quote die ik wel erg toepasselijk vond voor dit boek:
“Wij
zijn alle ballingen, levend beginnen de lijsten van een vreemd schilderij. Wie
dit weet, leeft groot. De overige zijn insecten”